Park van het Speelhof

Openbaar stedelijk domein van circa 11 ha, uit de tweede helft van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw; voormalig speelhof van de abten van de Sint-Trudo abdij, met neerhof opperhofstructuur. Omgracht goed met park in eenvoudige landschappelijke stijl, voormalige moestuin, lustbos, toegangsdreef en restanten van boom­gaarden bij het voormalig kasteel met neerhof.

Een 'Speelhof' voor abten

Het Speelhof is gelegen in Schurhoven, aan de verstedelijkte noordelijke stadsrand, in een stuk ongerept landschap van de Cicindriabeek die de scheiding vormt met het naburig Begijnhof.

Abt Christoffel de Blockerie (1559-1586) verwierf in 1585 het goed in Schurhoven, op korte afstand van de abdij zelf, als huis van plaisantie of speelhof voor de abten van Sint-Trudo. De figuratieve kaart van de abdijgoederen uit 1690 toont 't Speelhoff' als een klein huis op een omgracht perceel (perceel 22) bevloeid door de Logen beke, gescheiden van een boomgaard (ook perceel 22) met twee dienstgebouwtjes. Tussen het Speelhof en het Begijnhof ligt de nog bestaande boomgaard (perceel 39). De abten Jozef van Herck (1751-1780) en Remi Mottaer (1780-1790), verantwoordelijk voor de moderniseringen van de abdij, voerden ook in het Speelhof vernieuwingen door. Het jaartal 1777 op het poortgebouw naar de erekoer verwijst hier naar. De Ferrariskaart (1771-1775) toont het rechthoekig omgracht goed, met tuinen ten noordoosten en ten zuidwesten, temidden van boomgaarden met een vijver. Deze configuratie bleef ongewijzigd.

Een kasteel van Pitteurs

In 1797 werd het Speelhof met meer dan 77 bunder grond (ongeveer evenveel ha) verkocht aan een voormalig minderbroeder, Laurent Willems. Kort nadien kwam het in handen van de familie Pitteurs, vertrouwelingen en commissarissen van de prinsbisschop van Luik, die het nadien als familiegoed bewoonde en aanpaste, zoals ze deden met de andere als zwartgoed verworven domeinen als het Gravenhuis en Bogaardenhof in Zepperen, de commanderij van Ordingen of het kasteel van Brustem. De verschuiving naar kasteeldomein drukte een blijvende stempel op huis en goed.

Het Primitief kadasterplan (1825) vertoont een lijnvoering eigen aan de landschappelijke stijl: de westelijke gracht is plaatselijk verbreed tot vijver (perceel 382) en ook de noordoostelijke begrenzing van de 'lusttuin' (383) volgt niet langer de strakke lijn. Verder is ook perceel 285 lusttuin, ligt er een boomkwekerij op perceel 384, een boomgaard op 355, 358 en 380, een lustbos op 391 en zijn 386 en 389 moestuinpercelen. Herenhuis (perceel 388) en boerenhuis (perceel 387) liggen elk aan hun erf, met de schuur als scheidend element. De legger van 1844 kent Bonaventure en Theodoor 'Depitteurs' als eigenaars.

Wijzigingen, zonder afbreuk te doen aan de initiële structuur, maar verbonden met de verschuiving in gebruik en de status en levenswandel van de eigenaars, leidt men af uit de kadastrale opmetingsschetsen. Die van 1868 geeft een haakse uitbreiding van het kasteel, aansluitend bij het neerhof, dat eveneens verbouwd werd en een eigen toegangsbrug over de gracht kreeg. Deze toestand werd genoteerd op de Dépot-kaart (opname 1871, uitgave 1877).

Een nieuwe serre in de moestuin van het kasteel wordt in 1880 opgemeten, de wintertuin van de oostgevel en het balkon van de parkgevel in 1900. De initialen B P wijzen baron (sedert 1871) Theodore Henri de Pitteurs Hiegaerts (1834-1917), van 1894 tot 1914 provinciegouverneur van Limburg, maar voordien ook volksvertegenwoordiger en lid van de provincieraad, als bouwheer aan. De gebouwen kregen hun huidige oppervlakte sedert de verdwijning van de verbindende vleugel tussen kasteel en hoevegebouw, in 1943 gekadastreerd. Deze wijzigingen zijn ook vandaag nog op het terrein afleesbaar.

De huidige toestand

De ingang van het kasteelgoed is vanaf de Speelhoflaan aangegeven door een breed toegangshek, gekadastreerd in 1915. Donkerrood geschilderd smeedijzer met platte stijlen en ringen tussen dubbele regels, vierkante spijlen afwisselend met leliepunt of flankerende voluutkrul. Hoge vierkante hekpijlers van baksteen gelardeerd met blauwe hardsteen en ­ bekroond met een dito geprofileerde dekplaat. Asymmetrische opstelling van lage keermuurtjes met laag hek, eindigend op lage pijlers naar het model van de hoge.

Rechte toegangsdreef van grootbladige linde en verderop witte paardekastanje met ten oosten een gracht als scheiding met de oude boomgaard (Primitief perceel 358). Twee 19de-eeuwse bruggen over deze gracht met streekeigen 'barrier' naar de fruitweide, nu in ruïne. De zuidelijke is een enkelbogige brug met zware vierkante pijlers en parapet in baksteenmetselwerk. De noordelijke als overstort van arduin en baksteen, met vierkante bakstenen hekpijlers. Resterend smeedijzeren hek.

Ten westen van de toegangsdreef is de oude gracht (de 'Logen beke' op de kaart van 1690) slechts bewaard ten noorden van het poortgebouw naar de erekoer. Hij heeft een bakstenen keermuur ten westen en is ten zuiden beindigd met een hoge muur in halfrond beloop afgewerkt met een ezelsrug als borstwering.

Verderop, dubbelbogige brug over de gracht naar het neerhof, uit het derde kwart van de 19de eeuw. Recent gerestaureerd metselwerk en elegante leuning van giet- en smeedijzer geritmeerd door slanke zuiltjes met bolbekroning en handgrepen eindigend op krul, het geheel verankerd in een geprofileerde deksteen van arduin en dito plint op de waterlijn.

Erekoer van kasseien in soorten en patronen, met recent ovaal grasveld afgelijnd met boordstenen. In het midden, spiegelboogvormige bloemencorbeille (voorheen waterbekken en fontein) met gerecupereerde geprofileerde omranding van blauwe hardstenen; bloemborders tegen het huis, grasstrook en leiperen tegen de schuurgevel. Fraaie, gerestaureerde wintertuin uit 1900 van metaal en glas op bak- en hardstenen plint, tegen de zuidoostelijke gevel van het kasteel.

Het eigenlijk park strekt zich uit aan de voet van de westelijke gevel en is niet meer dan een ruim grasveld met gevarieerde bomenrand en enkele solitairen. De omgrachting werd gedempt, evenals de tot vijver verbrede uitstulping.

Ten noorden, achter het neerhof, bij het park aansluitend lustbos (op het oude perceel 385) en boomkwekerij, overgaand in strakker parkbos. Het geheel met rondweg en een bakstenen overstort als brug over de gracht van lustbos naar parkbos. Er bovenop een fraai ingangshek van smeedijzer tussen gietijzeren zuilen met balustervoet, gladde, verjongende schacht, bladkapiteel en bekronende dubbele bijl (slechts één bewaard). Krulwerk en volutes als verankering en hekwang. Platte stijlen en regels, hogere makelaar, en liggende krul als anker op de boven­ regel. Ronde spijlen met lanspunten en klimmend beloop naar de makelaar.

Voormalige moestuin ten zuiden, nu voornamelijk grasveld, op het oud perceel 389. Bakstenen moestuinmuur met tenietlopende steunberen en ezelsrug, deels bewaard en gerestaureerd maar aan de parkzijde trapsgewijze verlaagd en afgewerkt met een rollaag. De Logenbeek schermde de tuin aanvankelijk aan de zuid- en westzijde af. Het gebogen verloop van de muur ten noordoosten duidt op zijn oorspronkelijke functie van fruitmuur. Breed, herbruikt en recenter smeedijzeren hek met vaste vleugels en poortje als toegang vanaf de erekoer, ­decoratief uitgewerkt met ondermeer sierlijke stijlen bekroond met geajoureerde bollen. In de tuin, overblijvende randbuxussen van kweekbedden en resterende perenpiramiden. Mooie spitsboogvormige serre uit 1880, in slechte staat, op bakstenen sokkel met deksteen van blauwe hardsteen. Het neerhof ten noorden, met 'Afspanning 't Speelhof ' in de oude vleugel, werd recent aangelegd in gras en dolomiet met een lage bakstenen muur met ezelsrug als overgang naar het park.

De grafelijke familie d'Irumberry – de Salaberry de Beaufort, erfgename van de laatste Pitteurs Hiegaerts, verkocht het Speelhof op 30 augustus 1989 aan de stad. Ook deze wijziging van privépark naar publiek domein heeft repercussie op het uitzicht: inbreng van stadsbanken en verlichtingspalen langs de paden, lampen in de bomen en speeltuigen.

Bomen (Het cijfer tussen haakjes geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)

Dreef van grootbladige linde (Tilia platyphyllos) (255 - 290 cm, dubbele rij) evenwijdig aan de gracht, en voorbij de poort (1777) van witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) (300 cm). In de rand gewone es (Fraxinus excelsior), gewone ­ robinia (Robinia pseudoacacia), gewone taxus (Taxus baccata), Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica'), gewone esdoorn met roodpurperen bladonderkant (Acer pseudoplatanus 'Purpureum') . Verder gewone esdoorn met bont blad (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii'), witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) (365 cm), rode bastaardpaardekastanje (Aescul­us x carnea) (325 cm), gewone haagbeuk (Carpinus betulus) (383 cm), gewone beuk (Fagus sylvatica) (360-396 cm), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (456 cm, als solitair, erg kwijnend wegens ingehangen lichtarmaturen), gewone plataan (Platanus x hispanica) (392 en 435 cm). Bekend ook om zijn stinsenflora.


Bron     : DE MAEGD C. & VAN DEN BOSSCHE H. 2003: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs :  De Maegd, Christiane, van den Bossche, Herman
Datum  : 2003

Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Park van het Speelhof [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/303447 Geraadpleegd op 12-11-2019

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

De bibliotheek van de professoren

In de Abtsvleugel, boven de Keizerszaal, kan je de bibliotheek bezoeken van de leerkrachten van het Klein Seminarie en de Normaalschool. Er is geen band met de bibliotheek van de vroegere Benedictijnenabdij (gedrukte werken vanaf +-1450) of met het Klein-Seminarie (1589) uit het Ancien Régime, beiden verspreid geraakt na 1794 bij de Franse bezetting. Uitzonderlijk zijn een drietal abdijboeken opnieuw in de Seminariebibliotheek terechtgekomen. 

In 1831 werd het Klein Seminarie van het bisdom Luik heropend in Rolduc. De bibliotheek was samengesteld uit boeken afgestaan door het Groot Seminarie te Luik, vooral de collectie van kanunnik Ernst. Later vooral (testamentaire) schenkingen van priesters en leerkrachten. Soms ook aankopen vb. de bibliotheek van professor-provisor Jozef Schoofs in 1943. Rond 1900 een vijftigtal tijdschriften.

Door de scheiding van de beide Limburgen in 1839 zocht de Luikse bisschop Van Bommel een nieuwe vestiging voor zijn Klein-Seminarie aan de Belgische kant van de nieuwe grens. Het werd de oude abdijstad Sint-Truiden, waar op de grondvesten van de grotendeels afgebroken Benedictijnenabdij vanaf de jaren 1844 een nieuwbouw naar ontwerp van de Gentse architect Louis Roelandt verscheen. 

De oude Abtsvleugel werd gebouwd vanaf 1751 en kende opeenvolgende herinrichtingen. Deze vleugel werd gespaard bij de afbraakwoede in de Franse tijd. De bibliotheek met de houten wandrekken dateert uit de historiciserende neo-classicistische verbouwingsperiode 1839-1843. De staande rekken zijn van latere datum. De functie van deze ruimte voor 1839 is niet gekend. Rond de bibliotheek lagen westelijk het fysicalokaal, de liftkoker en een bergplaats, noordelijk het kabinet natuurlijke historie en het lokaaltje van de bibliothecaris. Oostelijk bij de traphal was het leeskabinet.

Deze bibliotheek had een afgesloten karakter, vertrouwend op de kleine groep gebruikers. De bibliothecaris was een cumulfunctie voor een professor. Het Klein Seminarie bestond uit een humaniora en uit de twee eerste opleidingsjaren voor het priesterschap met vooral filosofie. Vakken in de bibliotheek : theologie, filosofie, klassieke talen, Frans en geschiedenis. Ook kerkelijk recht, Duits, Nederlands en wetenschappen.

In totaal 25.000 drukken, waarbij een 8.500 gedrukt voor 1840, en ook een 80-tal handschriften. Het archief van het voormalig Klein Seminarie wordt er ook bewaard.

Voor de leerlingen waren er per leerjaar of vereniging – literair of religieus - kleine bibliotheekjes opgebouwd.



De teloorgang begon na de eerste wereldoorlog, toen het Klein Seminarie de nadruk legde op de middelbare opleiding in plaats van het hoger onderwijs. Na het vertrek van de filosofiejaren in 1966 was de bibliotheek ten dode opgeschreven. De brand in 1975 spaarde gelukkig de abtsvleugel. In 1985 nam de Provincie Limburg deze vleugel in erfpacht van het Bestuurscollege van het Bisschoppelijk Seminarie van Hasselt en bracht er het Provinciaal Documentatiecentrum Cultureel Erfgoed of Abdij Sint-Truiden onder, in al 1979 uitgebreid met de bruikleen van het Fonds Govaerts, een 10.000-tal boeken. Het fonds Govaerts is de persoonlijke bibliotheek van priester Emiel Govaerts (1869-1946) en van zijn broer priester Jan Govaerts (1896-1971). Deze laatste was archivaris van het bisdom Luik en liet de bibliotheek na aan de vzw. Vrienden van het Begijnhof te Sint-Truiden.

In 1993 nam de Stad Sint-Truiden deze erfpacht over. Bij het terugtrekken van de Provincie Limburg uit de vroegere Abdij werden het Fonds Govaerts, bij testamentaire beschikking verplicht binnen Sint-Truiden te bewaren, en de Seminariebibliotheek overgelaten aan het Stadsbestuur van Sint-Truiden. De al begrote plannen van de Provincie om in de bibliotheek een documentatiecentrum te vestigen na verbouwing en vervanging van de rekken raakten in de koelkast. Momenteel beheert de stadsarchivaris deze verzamelingen in situ. In 1997 verscheen een catalogus van de 16de-eeuwse drukken bewaard in Limburgse bibliotheken. Hierbij waren 204 edities uit de Seminariebibliotheek en 3 uit het Fonds Govaerts. Vanaf 1978 werd een voorlopige inventaris van het Fonds Govaerts opgesteld. Ongeveer de helft van de boeken hebben oude kunst als onderwerp.


R(af) VAN LAERE, Het Fonds Govaerts, in : Historische bijdragen ter nagedachtenis van G. Heynen, (Historische bijdragen over Sint-Truiden, 4), Sint-Truiden : Geschiedkundige Kring, 1984, p. 343-352; Karel VERHELST, Het interieur van de abtsvleugel van de voormalige abdij van Sint-Truiden, in : M&L, jg. 9, nr. 1, 1990, p. …..R(af). VAN LAERE, Het Klein Seminarie vanaf het ontstaan tot 1940, in : Omzien in dankbaarheid. 150 jaar katholiek onderwijs in de abdij van Sint-Truiden. Heilig-Hartschool. Klein Seminarie. College, Sint-Truiden, 1992, p. 12-56; Karel VERHELST, De bibliotheek van het voormalig Klein Seminarie van Sint-Truiden, in : Sint-Truiden 1300, Sint-Truiden : Appel, 1993, p. 28 ; Karel VERHELSint-Truiden m.m.v. Raf VAN LAERE, Catalogus van de 16de-eeuwse drukken bewaard in Limburgse bibliotheken, (Archief- en Bibliotheekwezen in België, extranummer 54), Brussel, 1997; Franz AUMANN, Onderzoek naar de bibliotheek van de benedictijnenabdij van Sint-Truiden in de tweede helft van de 18de eeuw. Nieuwbouw, verwervingen, teloorgang en verspreiding, in: Historische bijdragen over Sint-Truiden en omgeving, Sint-Truiden: GOKSint-Truiden. 2006, p. 27-60.