Dit gebied omvat een rijk en gevarieerd erfgoed: een oud boscomplex uit het bezit van de abdij van Sint-Trudo, afgewisseld met kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Nieuwerkerken, Terkelen en Kortenbos, de hoeven Schorrebos en Casselaer en de Metsterenmolen. Geografisch gezien behoort deze omgeving tot het buitengebied van Sint-Truiden, op 5 km ten noorden van het stadscentrum. De omgeving is er dun bebouwd, weinig dooraderd met wegen en goed voorzien van erfgoedsites en relicten. Tot in de 18de eeuw kwamen op de hoger gelegen heuvelruggen tussen riviervalleien bossen voor, die inmiddels grotendeels zijn verdwenen. Alleen in de omgeving van Nieuwenhoven hield een vrij groot boscomplex stand. Dit bos vormt in combinatie met Nieuwenhoven, het middeleeuwse abdijgoed van de Sint-Trudo abdij, de kern van het hier voorgestelde gebied.
Ruimtelijk situeert dit gebied zich op de westelijke flank van het interfluvium tussen de Herk (oost) en de Gete (west). Het zacht glooiende reliëf wordt bepaald door beken die op de flank van dit interfluvium ontstaan. De drie beken, Kelsbeek, Raasbeek of Grondbeek, Bornedriesbeek, behoren tot het stroomgebied van de Gete. Het hoogste punt (80m) ligt bij het gehucht de Heide, het laagste punt (35m) in de vallei van de Kelsbeek. Het gebied dat nu als het provinciaal domein Nieuwenhoven bekend staat, is een zacht hellend gebied met een hoogteverschil van ongeveer 40 meter. De bodem bestaat vooral uit vochtige tot natte zandleembodems, maar plaatselijk zijn ook kleilenzen met kleine fossiele schelpjes aanwezig en bovenaan in het domein komen volledig zandige substraten voor (Dupae 2010). Het hier afgebakende gebied bevindt zich op de overgang tussen de Hagelandse zandleemstreek in het noorden en het Haspengouwse leemlandschap in het zuiden, gekenmerkt door Brabant leem met een ontkalkt bovengedeelte en een kalkrijk ondergedeelte. Deze (zand)leemafzettingen werden tijdens de jongste ijstijd (weichseliaan, würm, 116.000 tot 11.700 jaar geleden) afgezet (Goossens 2007). De dikte van het leempakket kan sterk variëren, maar in het algemeen wordt voor dit gebied een pakket van 1 tot 4m verwacht. Op de flanken van het interfluvium dagzomen tertiaire kleien (Stevens 1985).
Van de prehistorische bewoning zijn weinig sporen of structuren gekend. Binnen de contouren van het hier afgebakende gebied zijn enkele losse vondsten gekend uit het neolithicum, een munt uit de Romeinse periode en een laatmiddeleeuwse lakzegelstempel. Hoewel Sint-Truiden mogelijk een Romeinse kern heeft (De Winter 2010, 41), gaat het ontstaan van het huidige stadje terug tot de merovingische periode, met name tot de stichting van de abdij Sint-Truiden in 664. Het huidige Sint-Truiden is als nederzetting rond de abdij uitgebouwd. De vestiging van het klooster situeert zich in een hele reeks stichtingen van benedictijnergemeenschappen in de 7de-8ste eeuw in onze regio (Charles 1965, 76). De precieze ligging en uitgestrektheid van dit domein is onbekend, maar afgaande op de verspreiding van het tiendenbezit van de abdij –een beproefde methode om de omvang van een villa of domein te bepalen (Verhelst 1993, 26)- zou dit domein rond Sint-Truiden hebben gelegen, het verst uitstrekkend naar het zuiden (tot Velm-Aalst-Engelmanshoven) en tot Melveren en Metsteren in het noorden.
In de omgeving liggen verschillende kleine parochies, die in de mate dat het ontstaan ervan kan worden gedateerd, een indicatie geven over de historische ontwikkeling van de bewoning sinds de middeleeuwen. De kerk van Melveren is een oude parochiale kerk, waarvan het bestaan vermoedelijk tot begin 10de eeuw kan worden teruggevoerd (Simenon 1908, 113). Ze hing af van de abdij van Sint-Truiden, die de tienden in de parochie Melveren inde. De parochie Melveren omvatte ook het gehucht Metsteren. Nieuwerkerken wordt voor het eerst als parochie vermeld in 1139, Kozen in 1208 (Piot 1870, 48). Terwijl de heerlijke macht in de meeste omliggende parochies tot het graafschap Loon behoorde, viel Nieuwerkerken onder het gezag van het Sint-Lambertuskapittel van Luik. De parochie Kortenbos kwam tot ontwikkeling vooral sinds de opkomst van een druk bezocht Mariabedevaartsoord in de 17de eeuw.
De kern van het hier afgebakende gebied bestaat uit het domein Nieuwenhoven, een kasteel met hoeve en bijhorende gronden. De historiek van dit domein is verbonden met dat van de abdij van Sint-Truiden, omdat het er één van de bezittingen van was. Wanneer de abdij de oudste kern van domein Nieuwenhoven verwierf, is onduidelijk (Hansay 1899, 1-21). Kort na zijn ontstaan (°664) werd de abdij rijkelijk begiftigd met gronden en domeinen, waaronder verschillende in de omgeving van Sint-Truiden (Hansay 1899, Verhelst 1993). Mogelijk behoorden de gronden van Nieuwenhoven daartoe, maar dat blijft onzeker. Twee scenario’s behoren tot de mogelijkheden: de abdij van Sint-Truiden bezat al vroeg (7de-12de eeuw) gronden bij het huidige Nieuwenhoven waarop ze in een latere fase een hof ontwikkelde, of de gronden en het hof werden later (12de eeuw) aan de abdij overgedragen. Uit een 12de-eeuwse beschrijving van de domeinorganisatie in Sint-Truiden blijkt dat de abdij nogal wat gronden en goederen in Melveren en Metsteren bezat, zoals een brouwerij, twee molens, zes mansi, tien curtis (Hansay 1899, 25-26). Vermits Nieuwenhoven tot de parochie Melveren behoorde (de Ferraris, kaartblad 150) is de kans groot dat Nieuwenhoven toen al tot de bezittingen van de abdij van Sint-Truiden behoorde. Feit is dat de abdij van Sint-Truiden al van in de 13de eeuw een ‘hof’ (curtis) genaamd Nieuwenhoven bezat.
Het toponiem ‘Nieuwenhoven’ wijst op een tweefasige ontwikkeling, waarbij het ‘nieuwe hof’ uit een oud hof is ontstaan. In de omgeving was tot in de 17de eeuw de locatie van een omwalde of omgrachte site ‘Aldenhof’ bekend, op een halve kilometer afstand van Nieuwenhoven (S.n. 2011, 174). De oudst bekende akte waarin het toponiem Nieuwenhoven voorkomt, dateert van 1305 (Piot 1870, 419). Volgens deze akte moesten de plunderaars van het hof Nieuwenhoven gevonnist worden. Zij hadden het hof waarin de abt van Sint-Trudo zijn toevlucht had gezocht, grondig geplunderd en werden daarvoor bestraft. Begin 14de eeuw diende het hof dus al als uitwijkmogelijkheid voor de abten. Na de plundering werd Nieuwenhoven versterkt en in 1340 gerestaureerd. Bij het buitenhuis van de abten hoorde ook een landbouwbedrijf, dat in 1492 werd vernietigd en heropgebouwd (Simenon 1912, 49, 54, 74).
Rond deze kern verwierf de abdij vooral in de 14de eeuw nog bijkomende gronden. In 1364 kocht de toenmalige abt van de gebroeders Van Cuyck, alias van Mierop of Mierhoop, ruim 46 ha landbouwgrond en 20 ha bos (Piot 1870, 577-582). Ten noorden van Nieuwenhoven ligt binnen de contouren van het oude abdijdomein het Mierhoopbos. Wellicht gaat zijn oorsprong terug op die 14de-eeuwse aankoop. Drie jaar later kwamen daar nog ruim 47 ha beemden, vijvers en bos bij (Piot 1874, 21; Simenon 1912, 33, 102). Eerder had de abdij ongeveer 20 ha grond verworven in de omgeving rond Casselaer, later Casselaerheide genoemd, of kortweg Heide (1265: Simenon 1912, 30). De site rond Nieuwenhoven is dus een samengesteld domein, dat niet in één keer, maar door een slimme aankooppolitiek van de abdij van Sint-Truiden tot één samenhangend geheel is uitgegroeid. In de 17de eeuw bezat de Sint-Trudoabdij 430 ha grond bij Nieuwenhoven, waarvan 259 ha bos.
Nog meer abdijen vestigden zich in de omgeving. Met de oprichting van de 135348 kreeg de cisterziënzerinnenabdij van Herkenrode hier vanaf het begin van de 13de eeuw vaste voet aan de grond (Verboven 2006, 62). De huidige imposante vierkantshoeve is 18de-eeuws, maar haar oorsprong gaat terug op een 13de-eeuwse bezitsoverdracht door de bisschop van Metz aan de startende abdij van Herkenrode (1214). In het begin van de 16de eeuw eeuw verplaatste de kloostergemeenschap de hoeve naar de huidige locatie in Kortenbos, nadat de ‘oude winning’ door de conflicten tussen het prinsbisdom Luik en de hertog van Bourgondië was verwoest. De oorspronkelijke locatie bevond zich bij de weg Heide, waar de bezittingen grensden aan die van de abdij van Sint-Truiden rond Nieuwenhoven. Rond Casselaer bezat Herkenrode heel wat gronden, vooral bos dat door begrazing tot struwelen degradeerde. De landbouwuitbating was vooral op veeteelt georiënteerd en werd er –maar in veel mindere mate- ook vis in 135348 gekweekt.
Nog een cluster van abdijbezittingen bevindt zich rond het gehucht Metsteren. Daar vestigde zich in de 13de eeuw het benedictinessenklooster van 135348. Dat klooster bestond eerst binnen de stadsmuren van Sint-Truiden en verhuisde rond 1231 naar Mielen, waar het in 1219 al een ‘curtis’ had verworven (Martens e.a. 1971, III). De abdij vestigde zich dus bij een bestaande landbouwuitbating. In de daaropvolgende decennia breidde het zijn bezittingen in de omgeving van de nieuwe vestiging uit. Nonnemielen verwierf gronden bij het nabijgelegen ‘Scortbos’, waarop waarschijnlijk later de hoeve 135348 ontstond, de 135348(1270), Mielenbos dat in de 14de-15de eeuw Heymedellen werd genoemd (Bongaerts s.d., 57; Piot 1870, 577-582),... . Op vrij korte afstand van elkaar liggen nu nog altijd de voormalige abdijgebouwen, de 135348en de molen die van het klooster afhingen. De Schorreboshoeve bleef abdijbezit tot het einde van de 18de eeuw toen de site met 42ha bijhorende landbouwgronden werd verkocht (Pacquay 1929, 67). Nadien kwam de herenboerderij in privébezit. Ook de abdij van Nonnemielen werd onder Frans bewind net zoals alle andere religieuze goederen genationaliseerd en dan verkocht (S.n. 1890, 43). Naast de abdijgebouwen hoorden bij het klooster 85 ha grond, waaronder 23 ha fruitweiden. De nieuwe eigenaar die het voormalige abdijdomein kocht, splitste het goed op en bouwde op het westelijke gedeelte het kasteel 135348. Ook Nonnemielen onderging een 'facelift'. De hoeve bleef behouden, maar op de plaats waar voorheen de abdijkerk en het abdissenkwartier lagen, verscheen een neoclassisitisch kasteel met aanhorigheden. Zowel bij kasteel Spinveld als bij Nonnemielen lieten de eigenaars in de 19de eeuw de gebouwen vernieuwen en een park in landschappelijke stijl aanleggen. Tot op heden is de configuratie van voormalig abdijgoed met kasteel, landschapstuinen, molen en gehucht in een beekvallei goed bewaard gebleven. Kenmerkend voor het landschap in de omgeving van het voormalige abdijgoed Nonnemielen zijn de alluviale weilanden en akkers met afwateringsgrachten omzoomd door Canadapopulieren. De kleinschaligheid van het landelijke gehucht Metsteren is nog heel herkenbaar. Geografisch behoort de cluster rond de abdij van Nonnemielen tot de vallei van de Melsterbeek, die ook de Metsterenmolen voedt.
In Kortenbos staat “135348” waarvan de oorsprong teruggaat tot een 17de-eeuws hotel, voor de opvang van pelgrims die de 135348 bezochten. De daarbijhorende gronden en hoeve waren bezit van de abdij van Averbode en grensden aan die van het grondbezit van de Herkenrodeabdij bij de Casselaerhoeve. In de jaren 1820-30 verwierf de toenmalige eigenaar van het 'hotel' nog meer gronden –afkomstig uit het voormalige abdijdomein van Herkenrode- waarop een park in landschappelijke stijl werd aangelegd (De Maegd et.al. 2003, 131). De huidige configuratie van ‘hotel’ en park met vijver is 19de- en begin 20ste-eeuws.
Behalve abdijgoederen bestonden er ook adellijke landgoederen. Over het 135348 is weinig bekend. Afgaande op de bouwhistorische stijl en de sluitstenen in de gevels van de gebouwen gaat het om een gaaf bewaarde 17de-eeuwse gesloten en omgrachte hoeve. Een deel van het prekadastrale domein is in de loop van de 20ste eeuw verkaveld, met name het deel ten zuiden van de Oude Processieweg. Van het kasteel 135348(De Maegd e.a. 2003, 128) bestaat het park in landschappelijke stijl nog, maar het 19de-eeuwse kasteel is in 1948 gesloopt. In het ancien regime was het een adellijk landgoed.
De komst van al deze landgoederen bepaalt nog altijd een groot stuk het uitzicht van dit gebied. Tot in de 20ste eeuw overwoog het grootgrondbezit in dit gebied. De belangrijkste eigenaars waren de abdij van Sint-Truiden, de cisterciënzerinnenkloosters Nonnemielen en Herkenrode. Na de nationalisatie van de kloostergoederen op het einde van de 18de eeuw trad een nieuwe categorie grootgrondbezitters op de voorgrond, met name de welgestelde burgerij die erin slaagde om bij verkoop van de in beslag genomen religieuze bezittingen de vroegere abdijdomeinen te verwerven. Die bouwden ze tot kasteelparken om. Deze ontwikkeling verklaart waarom dit uitgestrekte gebied ten noorden van Sint-Truiden nog altijd weinig bebouwing kent. Waar abdijgoederen en kasteeldomeinen bestonden, is de open ruimte weinig door verkavelingen en bebouwing aangevreten.
Wetende dat 1° Nieuwenhoven en het Herkenrodedomein (Casselaer) ontstaan zijn uit middeleeuwse schenkingen door de bisschop van Metz en 2° de bisschop op zijn beurt in de 7de eeuw in bezit was gekomen van een uitgestrekt Merovingische domein bij Sint-Truiden (Charles 1965), mogen we aannemen dat het grootgrondbezit hier sinds de 7de eeuw onafgebroken heeft standgehouden.
Het huidige bos rond Nieuwenhoven wordt Galgenbos of Mierhoopbos genoemd. Beide benamingen wortelen in het verleden. Pas in de 19de eeuw kreeg het bos ten oosten van de erfgoedsite Nieuwenhoven de naam Galgenbos, wat de naam was die het toenmalige kadaster eraan gaf. Voorheen was dat toponiem voor één bosperceel voorbehouden. Het volledige bos werd tot in de 18de eeuw Nieuwenhovenbos genoemd.
Mierhoopbos was de naam voor het beboste gebied ten noorden van de weg Heide. Het verwijst naar de familie de Mierop van wie de abdij van Sint-Truiden de gronden in de 14de eeuw verwierf.
14de-eeuws zijn de toponiemen Nieuwenhoven (nova curia), Casselaer (1214) Engelenbamp, Dodenberg, Heymendelle, (gebrand) Lindeken (Piot 1870, 577 ; Piot 1874, 21, 38). Van 15de- en 16de-eeuwse pachtcontracten kennen we de toponiemen Kruisveld, Zillen, Kelsbroek, Kraaibos (Simenon 1912, 36, 153). Aan de hand van 17de-eeuws kaartmateriaal (S.n. 2011; Stadsarchief Sint-Truiden, BG, 134bis) kan de oorsprong van veldnamen in het oosten van het gebied worden aangetoond, zoals Koeiweide, Kalverweidebos, Wijngaardveld, Lochteberg
Opvallend is de manier waarop het abdijdomein bij Nieuwenhoven in de 17de eeuw was opgebouwd. De abdijgebouwen waren omgeven door vijvers en begraasde boomgaarden. Daarrond kwamen akkers en beemden voor en perifeer overwoog bos (S.n. 2011, 174).
Centraal lag een 135348(11,7 ha) langs en in het verlengde van de abdijgebouwen. De watertoevoer kwam vanuit twee posities: van de Kelsbeek en van twee hoger gelegen bronnetjes in het bos (>55m). De bronvijvers, waaronder de huidige Zwarte Vijver, bevonden zich aan de rand van een kleilaag waarop het grondwater als kwel uittrad. De wijers zelf lagen in cascade op een hoogte tussen 44,8 en 42,2m. Dergelijke ancien régime-visvijvers waren zo ontworpen dat ze gemakkelijk konden afwateren voor het oogsten van de vis. Op het laagste punt werd het water via een systeem van buizen of afwateringsgrachtjes naar de Kelsbeek afgevoerd. Ter hoogte van de abdijsite volgde de Kelsbeek een duidelijk gekanaliseerde loop. Vermoedelijk lag de natuurlijke loop van de Kelsbeek op het traject van de wijers en werd ten zuiden van de vijvers een parallelle beek aangelegd voor de doorstroming en de afwatering van het vijverwater (Stevens 1985, 21). Na het opgeven van de wijers is alleen het gekanaliseerde beekje blijven bestaan.
De vijvers hadden ongetwijfeld een esthetische waarde, maar ook een nutsfunctie als visvijver. Qua viskweek bestond een voorkeur voor karpers, een soort die in de 17de-18de eeuw regelmatig op het menu van kloosterlingen stond (Verboven 2006, 53, 57; Renes 1991, 89). Samen met de opheffing van abdijen eind 18de eeuw zijn ook vele van deze zoetwatervijvers verdwenen (Verboven 2006, 27-28, 32). Op het domein van Nieuwenhoven was dat niet anders. In 1825 waren nog maar twee van deze vijvers in gewijzigde vorm bij het kasteel bewaard. De anderen waren intussen gedempt, verbost of verland. Naar aanleiding van de parkaanleg bij het kasteel in 19de eeuw werd één van de vijvers gereactiveerd, maar even later weer opgegeven. De vijver ter hoogte van de weg ‘Nieuwenhoven’ is het resultaat van een ingreep na 1960. Hij werd op dezelfde plaats als de 17de-eeuwse Kanten Wijer uitgegraven. Momenteel is hij als natuureducatieve vijver door de provincie in gebruik.
Nadat het water in de bovenloop van de Kelsbeek erg vervuilde, is in de jaren 1980 gekozen voor een scheiding tussen enerzijds de watertoevoer op het domein en anderzijds de Kelsbeek (Stevens 1985, 23-25; Stevens 1993, 270). Met dat doel voor ogen werden in het bos grachtjes en dammetjes aangelegd die op de bestaande waterhuishouding ingrepen. De slechte waterkwaliteit in de Kelsbeek maakte het leven van vis in de vijvers onmogelijk. De toevoer van water via de grachtjes op de flanken van het bos verbeterde de waterkwaliteit op de site aanzienlijk.
In het oosten van het abdijdomein bij Nieuwenhoven lag een nog vrij groot aaneengesloten bos, waarvan de Sint-Trudoabdij een groot deel in bezit had. Het 259 ha grote bos omvatte onder andere het Mierhoopbos, Donkelsbos, Negen bunder, Kraaienbos, toponiemen die tot op vandaag bestaan. Een ander deel van dat bos was eigendom van de Herkenrodeabdij, die hier in de omgeving het landbouwbedrijf Casselaer uitbaatte. Na de verplaatsing van de hoeve dichter bij het gehucht Kortenbos werd een deel van de landbouwgronden in de 17de-18de eeuw (opnieuw) tot bos omgevormd (ARA, Kaarten en plannen, nr. 2086).
Eik vormde de dominante boomsoort in de bossen die hoogstwaarschijnlijk als een gelaagd middelhout werden beheerd (Simenon 1912, 153-165). Dergelijke middelhoutbossen leverden zowel hakhout als constructiehout. Het bestaan van dat bos kunnen we zeker tot de 14de eeuw terugvoeren (Piot 1870, 577-582; Simenon 1912). In sommige publicaties wordt Nieuwenhovenbos geassocieerd met het 10de-eeuwse Bruderholt, een bos dat door Bertha van Vlaanderen aan de abdij zou zijn geschonken, maar dat is foutief. Bruderholt is waarschijnlijk een ander bos in de omgeving van Sint-Truiden, mogelijk in Brustem. De middeleeuwse kroniek van de Sint-Trudoabdij verhaalt wel over een bos in Melveren dat in de 10de eeuw aan de abdij zou zijn geschonken, maar de passage bevat teveel fouten en onwaarschijnlijkheden om geloof te hechten aan de nauwkeurigheid en authenticiteit ervan (Lavigne 1996, 221). De zogenaamde schenking komt enkel voor in de 14de-eeuwse aanvulling op de abdijkroniek. Een verhaal dat 400 jaar na de feiten komt en door geen enkele oorkonde of schenkingsakte kan worden bevestigd, strookt zelden met de realiteit. Vaak is het gefabriceerd om eigendomsrechten te laten gelden of om de glans van een luisterrijke geschiedenis over een goed te leggen. Dat Nieuwenhovenbos in de 10de eeuw aan de abdij is geschonken, is dus twijfelachtig. Maar toch mogen we ervan uitgaan dat Nieuwenhovenbos een oud bos is met middeleeuwse ‘roots’. Misschien behoorde het zelfs tot het 7de-eeuwse domein dat de Frankische edelman Trudo afstond en waaruit de Sint-Trudoabdij ontstaan is. Dit is speculatief, maar zou wel kunnen verklaren waarom de omgeving van Nieuwenhoven nooit in een afzonderlijke schenkingsakte is voorgekomen (Grauwels J. e.a. 1993).
Aansluitend bij het bos lag de abdijhoeve van Nieuwenhoven, een landbouwbedrijf met een duidelijk gemengd karakter. Bij de hoeve hoorden akkers, hooiweiden en boomgaarden die door schapen of kalveren werden begraasd. Naarmate het bedrijf in de 16de eeuw in oppervlakte uitbreidde, kwam de klemtoon meer op veeteelt te liggen met een gemengde veestapel (schapen, koeien, varkens en geiten). Bepaalde beheerpraktijken moeten hun invloed op het landschapsbeeld hebben gehad: bossen en wegbermen werden begraasd en in het najaar dreef de pachter varkens in de eikenbossen. Dat droeg ertoe bij dat bossen minder dicht maar structuurrijker waren. Verder blijkt ook dat percelen werden omgracht en houtkanten op de perceelsscheidingen en op taluds voorkwamen.
Op de locatie waar nu de Zwarte Vijver zich bevindt, werd voor de 17de eeuw waarschijnlijk aan kleiwinning gedaan voor de lokale productie van bakstenen (toponiem kareeloven op kaart 1697: S.n. 2011, 174). Wellicht werden de bakstenen door de abdij van Sint-Truiden zelf gebruikt voor herstellingen of de constructie van nieuwe abdijgebouwen, mogelijk voor de bouw van de 17de-eeuwse kasteelhoeve van Nieuwenhoven.
Na de nationalisatie en de verkoop van het abdijdomein in 1797 kwam aan het eeuwenlang abdijbeheer van de site abrupt een einde (S.n. 1890, 32). Nieuwenhoven werd verkocht en omgevormd tot een adellijk landgoed. Die verandering weerspiegelde zich ook in het gewijzigde landgebruik. Nabij het kasteel vervingen bos en graslanden de vroeger vijvers en boomgaarden (Kadasterarchief, primitief kadaster Sint-Truiden). Aan de rand van het domein vestigden zich in de 19de eeuw kortstondig kleine boerderijen, die voor enkele decennia akkers in het bos aanlegden. Een grotere pachtboerderij -135348- is één van de overblijvende constructies uit deze periode. Omdat het landbouwbedrijf in een zuidelijk georiënteerd zicht vanuit de kasteelhoeve lag, kreeg de gevel een verzorgde neoromaanse (Rundbogenstil) uitwerking. Andere uitbatingen, zoals het huidige 135348 en herberg ‘135348’ zijn ook ontstaan als aanhorigheden bij het landgoed van Nieuwenhoven.
De eerste sporen van een aangelegde 135348 dateren uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Het kasteel was al vernieuwd en er bestonden plannen voor de aanleg van een tuin met zichtassen die in 1792 in aanleg was. Maar het is onduidelijk in hoeverre de tuinaanleg volledig werd gerealiseerd, omdat kort nadien kasteel en alle bijhorende abdijgronden werden genationaliseerd en verkocht (1793). Feit is dat het primitief kadaster van 1825 de structuren op plan weergeeft, maar dat het gereduceerd kadaster de structuren als bos inkleurt (De Maegd e.a. 2003, 122). Het idee van een tuin bij het kasteel werd in 1860-68 weer opgepikt en verder uitgewerkt. Binnen de contouren van het vroegere domein werd in opdracht van de toen Engelse bewoners een Engels park aangelegd met lusvormige paden, kleine eilandjes van boomgroepen in grasland en bos aan de randen van het park (topografische kaart 1871). Het park was zowel in oostelijke als in zuidelijke richting uitgewerkt. Zichtassen hadden een afstand van ongeveer 350 tot 750m.
In de daaropvolgende decennia werd het park in oostelijke richting verder uitgediept. Dat gebeurde in twee keer: voor 1886 en voor 1932. De zuidelijke parkuitbouw werd opgegeven. Tegen 1932 waren de eerst geïsoleerde boomgroepen aaneen gegroeid en mee in het parkbos opgenomen. Na de brand van het kasteel in 1932 verboste het park verder en ging de 19de-eeuwse parkaanleg grotendeels verloren. De huidige configuratie van paden is niet meer representatief voor de parkstructuur van vroeger. Het is een samensmelting van fragmenten van de voorbije 150 jaar. Ter hoogte van de Kelsbeek langs de Engelbamp ligt een klein restant van de vroegste parkaanleg, bestaande uit een pad, omgeven door geknotte taxussen in rijverband langs het pad.
In de 19de-20ste eeuw verminderde het bosareaal in heel Haspengouw (De Keersmaeker 2001). Tot voor die periode kwamen bossen vooral op de hoger gelegen delen tussen twee valleien voor (interfluvia). Alleen in Nieuwenhoven hield het ook nadien goed stand. Het huidige Nieuwenhovenbos omvat het Galgenbos, Mierhoopbos, Mielenbos en Mielenbroek. Met een oppervlakte van 259 ha is dat het grootste bos in een voor de rest bosarm Haspengouw. Het huidige areaal is het restant van het vroegere abdijbos, dat tot eind 18de eeuw bezit van de abdij van Sint-Truiden of Herkenrode was. In elk geval is het bos rond Nieuwenhoven een oud bos, dat al zeker eeuwenlang ononderbroken bebost is geweest, wat ook zichtbaar is in het voorkomen van verschillende plantensoorten die met oud bos worden geassocieerd (Dupae 2010).
De huidige, gevarieerde boomsoortensamenstelling is het resultaat van de aanplantingen die de eigenaar van het kasteel van Nieuwenhoven in de 19de en 20ste eeuw deed met het oog op de houtverkoop: fijnspar, grove den, lork met enkele oude exemplaren, tamme kastanje, canadapopulieren en witte abelen (Stevens 1985, 37-39). De percelen naaldhout (42 ha) in Mierhoopbos en Mielenbos zijn hoofdzakelijk in de 19de eeuw tot stand gekomen, hoewel ook al eind 18de eeuw grove den voorkwam (RA Hasselt, archief Benediktijnerabdij Sint-Truiden, nr. 585). Haagbeuken komen af en toe nog voor op perceelsscheidingen. Bijzonder zijn de geknotte haagbeuken op een oude 135348waarvan we het bestaan zeker tot in de 17de eeuw kunnen terugvoeren (S.n. 2011, 174). Deze knotten staan niet toevallig op de grens van het vroegere abdijdomein. In het huidige bos komen hier en daar oude parkbomen voor die -afgaande op hun vorm- oorspronkelijk solitair moeten hebben gestaan en dus nog als restant van de vroegere parkaanleg (1932) kunnen worden beschouwd (Stevens 1985, 35; Stevens 1993, 265). Bijzonder is de ‘dikke eik’ op het kruispunt van sleepwegen in het bos (Stevens 1993, 303).Sinds de 165-jarige boom in 1995 afstierf, is hij tot kunstwerk omgevormd (Vavedin 1997, 328).
In 1972 kocht de provincie Limburg het domein Nieuwenhoven om verkaveling tegen te gaan (82 ha). Bij de verkoop aan de Provincie werden sommige onderdelen van het park doorsneden door de nieuwe eigendomsgrens. Het bos wordt sindsdien niet zozeer om zijn economische nutsfunctie beheerd. Het versterken van de natuurwaarden, natuureducatie en recreatie staan centraal. Momenteel behoort het bos als Grote Eenheid Natuur tot het Vlaams Ecologisch Netwerk waarin de functie natuur primeert. Het gaat om een waardevol bosgebied met eiken-berkenbos, zuur eikenbos, eiken-haagbeukenbos en alluviaal elzen-essenbos (Dupae 2010). Ruimer dan de contouren van het bos is het habitatrichtlijngebied waarin wordt gestreefd naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Na de jaren 1960 werden de laatste resten van het Kraaienbos met laagstamboomgaarden beplant. In de laatste decennia breidde de fruitteelt oppervlakte in het algemeen uit binnen deze ankerplaats. Dat is dus nog een recente ontwikkeling.
Van zuid naar noord loopt de weg van Sint-Truiden naar Herk door de ankerplaats. Deze weg zou al van in de vroege middeleeuwen in het verlengde van een Romeinse weg van Hoei over Landen-Velm en Sint-Truiden hebben gelegen (Charles 1965, 104). Ter hoogte van de abdijsite van Nieuwenhoven heet dit wegtracé 135348. Waar de weg het interfluvium tussen Herk en Gete bereikt, neemt hij de vorm van een holle weg aan. De verbindingsweg tussen Nieuwerkerken en Kozen/Wijer (nu 135348) bestond zeker ook al in de 17de eeuw (S.n. 2011, 153) en waarschijnlijk ook al in de 14de eeuw (Piot 1874, 21). Deze weg gaat in oost-westelijke richting over dezelfde uitloper van het hiervoor genoemde interfluvium. Ook hier heeft zich op de flank een holle weg ingesneden. Op de splitsing van de historische weg, genaamd Heide, waar de ene weg naar Kozen gaat en de andere naar Wijer, staat een gekandelaarde 135348.
Voor het overige is de ankerplaats weinig met wegen dooraderd. Met uitzondering van de weg Nieuwenhoven komen de bospaden niet meer overeen met de vroegere tracés. Wat dat betreft is er weinig continuïteit. In het Mierhoopbos ligt nog een bescheiden relict van een 17de-eeuwse pad, nu enkel nog zichtbaar aan bescheiden verhoogde bermen te midden een bebost perceel. Met uitzondering van dit ene kleine relict is het wegtracé helemaal vervaagd. In de 19de eeuw was het pad al niet meer in gebruik (Atlas der Buurtwegen 1841).
De oorspronkelijke toegangsweg tot het kasteel Nieuwenhoven bevond zich aan de noordkant van de gebouwen. In de 17de eeuw lag die dwars op de Engelbamp, tegenover de locatie waar zich nu de kapel bevindt. Ruim anderhalve eeuw later lag de toegang dichter bij het kasteel, via een gekasseide weg, geflankeerd met lindebomen. Maar de grootste verandering volgde in de tweede helft van de 19de eeuw (1884) toen de toegang tot het kasteel aan de zuidzijde werd ontsloten via een gekasseide weg die op de Hasseltsesteenweg aansloot. Tot op heden vormt die de toegangspoort tot het domein Nieuwenhoven, visueel gemarkeerd door robuuste 135348 langs de steenweg.
Nog een opvallende dreef is die naar het voormalige abdijgoed Nonnemielen. De gekasseide dreef omgeven met een rij platanen en een tweede rij geknotte linden sluit de site op de Diestersteenweg aan. Het tracé is zeker 17de-eeuws.
In de loop van de 19de eeuw kwamen ten oosten en westen van de ankerplaats twee grote steenwegen tot stand voor een betere verkeersafwikkeling, de Diestersteenweg en Hasseltsesteenweg. Deze namen de rol van de bestaande doorgangswegen van bovenlokaal belang over.
Vanaf de openbare weg zijn er weinig zichtpunten op het abdijgoed Nieuwenhoven, omdat de weg Engelbamp zich vanaf de noordelijke toegangsweg naar Nieuwenhoven insnijdt in de helling en de vorm van een holle weg aanneemt. Voor het overige onttrekken een fruitmuur en bos de gebouwen en vijvers aan het zicht. Belangrijker is de zichtrelatie tussen het kasteel van Nieuwenhoven en de 19de-eeuwse 135348. De voorgevel van deze winning werd naar aanleiding van de 19de-eeuwse parkaanleg rond het kasteel van Nieuwenhoven verfraaid omwille van deze zichtrelatie. Door de oprukkende bebossing rond het abdijdomein is deze zichtrelatie nu nog moeilijk te herkennen, hoewel ter hoogte van de zichtas de huidige bomenrij duidelijk minder dicht is. Er is dus een kans om deze zichtrelatie te herstellen, zonder veel op bebossing te moeten inboeten.
Vanaf de hoogte op het interfluvium van Gete en Herk bestaan verschillende mooie zichten op de wijde omgeving die hoge mate bijdragen tot de landschapsbeleving van een reliëfrijk en landelijk landschap. Op de viersprong tussen Engelbamp en Heide leidt het uitkijkpunt boven op de schouder van de holle weg de blik naar het zuidelijk gelegen Sint-Truiden, waarvan de skyline op heldere dagen goed herkenbaar is. Aan het uitkijkpunt op de berm van de holle weg en fietspad Engelbamp bestaat een mooi zicht op het lager gelegen dorp met kerk van Nieuwerkerken. De omliggende laagstamboomgaarden zijn karakteristiek voor die omgeving. Vanuit de hoger gelegen posities langs de weg 'Heide' bestaat een mooi zicht op de lager gelegen dorpskern van Kortenbos met de basiliek als blikvanger.
Kasteel en hoeve zijn sinds 1873 privé eigendom geweest van de familie de Moffarts, die het goed in 2007 verkocht. Enkele decennia eerder had de familie het bos bij het domein al verkocht aan de provincie Limburg. Het provinciaal bosbezit rond Nieuwenhoven vergrootte tot een totaal van 126 ha door de aankoop van 30 bijkomende hectare in het 17de-eeuwse kasteeldomein (Schotsmans 1997, 338). De provincie zet in Nieuwenhoven in op natuur, natuureducatie en recreatie.
Sinds de verkoop wordt het kasteel door nieuwe bewoners bevolkt, is er een veefokkersbedrijf van Alpaca’s geïntroduceerd en wordt een renovatieproject in het hoevegedeelte met verschillende privéwoningen uitgewerkt. Een deel is daar al van gerealiseerd. Een volgend renovatiedeel heeft betrekking op de centrale ‘Tudor’-vleugel, waar privéwoningen en een brasserie zullen worden gevestigd. Het kasteel blijft privédomein, maar regelmatig worden de gebouwen voor historisch-toeristische rondleidingen opengesteld. De eigendomsoverdracht heeft nog tot andere wijzigingen geleid. Zo werd onder andere de moestuin verplaatst naar gronden ten noorden van het kasteel, werden boomgaarden rond het kasteeldomein gekapt en wordt heden een deel van de graslanden door Alpaca’s en paarden begraasd.
Digitale bodemkaart van het Vlaams Gewest, Albon Dienst Land en Bodembescherming, opgemaakt in 2014, schaal op 1:20.000, raadpleegbaar via de Databank Ondergrond Vlaanderen, Bodemverkenner, www.dov.vlaanderen.be
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/135348 Geraadpleegd op 12-11-2019
Uitzonderlijk bleven persoonlijke toegangskaarten bewaard, met portretfoto, voor de prestigieuze Provinciale Tentoonstelling op de terreinen tussen station en stadspark in de zomer van 1907.
Jozef Govaerts (1864-1931), winkelier-handelaar, vastgoedeigenaar en gemeenteraadslid, was één van de commissarissen van de ‘expo’. Hij bezorgde zijn gezinsleden toegangsabonnementen. De normale inkomprijs was 1 frank. Abonnementen kostten 10 frank en schoolgaande kinderen onder begeleiding betaalden een halve frank. Tegen eind augustus werd de abonnementsprijs gehalveerd tot 5 frank.
(Replica uit de collectie Jo Van Mechelen)