Kasteel van Kortenbos

Voormalig hotel "De Groeten Engel", in kern opklimmend tot circa 1642, in 1646 door de abdij van Averbode opgekocht en ingericht als rectoraat; in 1694 worden dit rectoraat, het bakhuis en de brouwerij door brand vernield; heropgebouwd in 1698 onder prelaatschap van Vanderstegen, met toevoeging van een nieuwe vleugel; in 1728, onder prelaat F. Vanden Panhuysen, bouw van een nieuwe schuur, stallen en inrijpoort met duifhuis; tussen 1768 en 1791, uitbreiding van het park; in 1798 wordt het goed verkocht aan G. Cox, in 1903 aan de benedictinessen van Caen, en in 1914 aan H. Thyssen.

In de loop der tijden werd het ensemble een conglomeraat van allerlei, op zichzelf waardevolle elementen. Thans een complex geheel van gebouwen, gegroepeerd rondom een rechthoekige, gekasseide binnenplaats. De zuidvleugel is aan de straat gelegen; boomrijk park met vijver ten noorden. Het geheel vormt, samen met de basiliek, die vlakbij ligt (ten oosten), een belangrijk element in het landschap, en is een bepalende factor voor het straatbeeld.

In de zuidvleugel, poortgebouw met duifhuis; witgekalkt bakstenen gebouw onder schilddak (kunstleien) met gesmeed ijzeren windvaan; rondboogvormige inrijpoort ingeschreven in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met uitgespaarde zwikken; posten met neuten en imposten; wapenschild van abt Vanden Panhuysen boven de sluitsteen met opschrift en datering 17.CANDIDE.28; een geprofileerde druiplijst met driehoekig fronton zoomt het geheel af. Rechthoekige poort onder houten latei aan de noordzijde; erboven een rechthoekige muuropening met houten duifhuis. Ten oosten hiervan geeft een inrijhek tussen kalkstenen posten toegang tot het park.

Ten oosten, het rectoraat: ruim herenhuis met huidig neoclassicistisch uitzicht, doch oudere kern uit de 17de eeuw. Bakstenen gebouw van zeven traveeën en drie bouwlagen onder schilddak (nok loodrecht op straat, kunstleien); de derde bouwlaag is een toevoeging van G. Cox. Bespleisterde en beschilderde oostgevel met huidig uitzicht uit de 19de en 20ste eeuw, op een beschilderde bakstenen plint; rechthoekige vensters met arduinen lekdrempels; de benedenvensters en de deur zijn beluikt. De westgevel behield sporen van de 17de-eeuwse toestand: sporen van mergelstenen vensteromlijstingen, vergrote kruiskozijnen waarvan middenkalven en -stijlen zijn verwijderd; posten met negblokken, kwartholle profilering en duimen aan het onderste gedeelte; in de middentravee een halfronde gevelvoorsprong (eerste kwart 20ste eeuw) met een verankerde, kalkstenen rondboogdeur met negbokken en kleine steektrap in een licht uitspringend bakstenen gevelvlak, afkomstig uit de abdij van Val-Benoit te Luik (17de eeuw); erboven een verankerde kalkstenen oculus en een gevelsteen met wapenschild van de familie Thyssen.

De zuidgevel behield zijn 17de-eeuwse plint en mergelstenen banden. De noordgevel is thans voorzien van een haakse vleugel met noordelijk, op het park uitziende voorgevel van vijf traveeën en drie bouwlagen onder schilddak (kunstleien), daterend uit de 19de eeuw; bepleisterde en beschilderde bakstenen lijstgevel op een bakstenen plint; rondboogvormige benedenvensters met voluutsluitsteen, en dito deuren; rechthoekige, geprofileerde bovenvensters met kordon vormende lekdrempels; de vensters der tweede bouwlaag zijn bovendien van een druiplijst voorzien; bordes met gesmeed ijzeren hek. Tegen de zuid- en een gedeelte der westgevel van dit woongedeelte werd in het eerste kwart van de 20ste eeuw een hal opgetrokken, bestaande uit twee bouwlagen onder een complex dak (kunstleien); deur en vensters dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw en zijn afkomstig van een huis van Wandre, afgebroken bij het graven van het Albertkanaal: getoogde muuropeningen in een vlakke kalkstenen omlijsting met licht uitspringende sluitsteen met korte druiplijst, geflankeerd door de spiraalvormige uiteinden van de dunne druiplijst; de deur is bovendien voorzien van neuten en een kalkstenen tussendorpel.

Ten westen van dit gedeelte bevindt zich een tweede poortgebouw onder schilddak (kunstleien), uitziend op het park; dit gedeelte is een toevoeging uit de 20ste eeuw, de rondboogpoort is afkomstig van een klooster in de Riddersstraat te Sint-Truiden: kalkstenen korfboogpoort met negblokken en gesculpteerde sluitsteen. Het flankerende traptorentje dateert eveneens uit de 20ste eeuw, en is een imitatie van het torentje dat deel uitmaakt van het huis nummer 8 in het begijnhof van Sint-Truiden.

De stallen bevinden zich in de zuidvleugel, aan beide zijden van het poortgebouw; witgekalkte bakstenen gebouwen van elk vier traveeën onder zadeldak (kunstleien), met kern uit de 17de eeuw (?) doch sterk aangepast in de tweede helft van de 19de eeuw; gepikte plinten; grotendeels aangepaste bakstenen muuropeningen; het oostelijke gedeelte behield twee kalkstenen deuromlijstingen.

Ten westen, ruime dwarsschuur onder schilddak (nok loodrecht op straat, kunstleien) met drie dakkapellen op de oostgevel, daterend van 1728; witgekalkt bakstenen gebouw op een gepikte plint; tandlijst met dropmotief onder de kroonlijst; de oostgevel is voorzien van een gedrukte rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting met op regelmatige afstanden geplaatste negblokken, en twee rechthoekige, gekoppelde deuren in een kalkstenen omlijsting. De westgevel heeft een bakstenen rondboogpoortje en twee rechthoekige, kalkstenen deuren.

Haaks aansluitend op de achtergevel, poortgebouw, opgetrokken in de 20ste eeuw, wapenschild van de familie Thyssen.

Ten noorden, links van het noordelijk gelegen poortgebouw, koetshuis van drie (?) traveeën onder schilddak (kunstleien), uit de 18de eeuw; witgekalkt bakstenen gebouw op een gepikte plint; gesmeed ijzeren muurankers; rechts tegen de muur een vijgenboom; de vensters dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw; verankerd kalkstenen rondboogpoortje met negblokken aan de posten. Twee ovale oculi in de noordgevel. Tegen de zuidoostelijke hoek van dit gebouw bevindt zich een kalkstenen zuiltje op een hoge, vierkante sokkel.

Ten noordwesten, buiten het erf, prieeltje van drie traveeën en één bouwlaag onder schilddak (kunstleien), mogelijk opgetrokken met hergebruikt materiaal; de oostgevel en beide zijgevels zijn van natuursteen en opengewerkt door middel van een rondboogarcade met geprofileerde booglijst op Toscaanse zuilen; gesmeed ijzeren muurankers en een gevelsteen met wapenschild van de familie Thyssen. De achtergevel is van baksteen.

Op het erf bevindt zich, ten zuidoosten, een bakstenen waterput met fraai, gesmeed ijzeren bovenstel. Buiten het erf, tegenover het ten noorden gelegen poortgebouw, een zuil op gecementeerde basis, voorzien van wapenschilden op de sokkel; bolvormige bekroning met een gesmeed ijzeren kruis.


Bron     : Schlusmans F. met medewerking van Gyselinck J., Linters A., Wissels R., Buyle M. & De Graeve M.-Ch. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs :  Schlusmans, Frieda
Datum  : 1981

Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Kasteel van Kortenbos [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23004 Geraadpleegd op 12-11-2019

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

Een sponsorbord in mergel

Een sponsorbord in mergel

Dorpskenner Hubert Hoche (+) van Kerkom liet in 2002 een raadseltje oplossen, dat de Open Monumentendagfolder in 1990 open liet. Hoog in de kerktoren zit een verweerde steen met wapenschild ingemetseld. Met hulp van een verrekijker en het wapenboek van de Belgische adel kennen we nu wel het antwoord: Hyacinthe de Chestret, Luikenaar van formaat, liet er zijn merk achter.

Zeer waarschijnlijk sponsorde hij de heropbouw van de kerktoren in 1861 naar ontwerp van Isidore Gérard. Rond die tijd werd hij levenslang burgemeester van Kerkom. Hyacinthe was oud-militair, liberaal senator én suikerfabrikant in Bernissem. Hij trouwde in 1834 met de dochter de Selys van het lokale Alsterdomein. Voor een goed begrip: het gaat om het zogenaamde ‘Rood Kasteel’, waar zijn familie in 1889 het mooie kasteeltje bouwde midden in een groot Engels landschapspark. Paul Hayen (+) legde er later zijn stoeterij ‘Darby Farm’ aan. De dreef van aan de Naamse Steenweg leidt naar het ander, ‘Wit Kasteel’ van Kerkom, eigendom van de Brouckmans en later van Porreye.

In 1852 kreeg bietsuikerbaron de Chestret van Leopold I een echte titel met kroon. Die prijkt met z’n negen parels boven op het wapenschild. De geelgrijze mergelsteen heeft intussen wat parels laten vallen, maar het familielogo is nog best herkenbaar. In heraldisch jargon luidt het: doorsneden van zilver, met een leeuw van sinopel, gekroond met goud, getongd in keel, met op azuur drie zespuntige gouden sterren. Het schil is getopt met een baronnenkroon en gehouden door twee gekroonde en omgewende gouden leeuwen. De steen op de kerktoren toont nog twee gekruiste palmen onderaan. Natuurlijk zit er geen kleur (meer) op de mergel, maar in mensentaal heeft het schild beneden een groen leeuwtje op wit en bovenaan drie gele sterren op blauw. Twee gele leeuwen houden het blazoen recht. Die zien er met hun abnormaal naar buiten gekeerde muilen vervaarlijk lelijk uit.

Mergel is versteende kalkmodder, opgebouwd uit de skeletafval van zeediertjes, 66 miljoen jaren oud en gezaagd uit groeven in Zuid-Oost-Limburg. De juiste naam is Maastrichtersteen of krijtsteen. Architect Gérard gebruikte mergel ook voor versieringen aan zijn andere gebouwen, zoals het afgebrande kasteel van Nieuwerkerken, het afgebroken casino op het huidige Europaplein of het kerkje van Ordingen. Als Henegouwse leerling van de Gentenaar Louis Roelandt vestigde hij zich in onze provinciestad rond 1848, maar verliet ze in 1861 om stadsarchitect te worden in Hasselt. Hij vertrouwde op de zachte Limburgse steen die je kan bewerken met timmermansgereedschap zoals zaag en schaaf. Maar uitstekende reliëfdetails in mergel verweren gemakkelijk, zo bleek later.



De steen in gele mergel zit boven de ingangsdeur


Overigens heeft de Sint-Maartenskerk  op de valleihelling van de Cicindria , ondanks de verwoestende brand van 11 januari 1975, nog wat leuke details in petto: jonker Laurens van Alster liet er zich in 1539 voor eeuwig verstenen in harnas, met lang ruiterzwaard en met de voeten rustend op z’n hazewind. Het kerkhof van Kerkom telt veel oude grafkruisen, al vanaf 1623, en op de hekpijlers zijn van de ingang zijn evangelieteksten gebeiteld.
Wie er het fijne van wil weten kan terecht in de stedelijke openbare bibliotheek, in het fonds Trudonensia, waar per dorp een documentatiemap is aangelegd. Over mergel is er de ‘Atlas natuursteen in Limburgse monumenten’ geschreven door Roland Dreesen en Michiel Dusar. Om wapenschilden te ontcijferen neem je best het ‘Wapenboek van de Belgische adel van de 15de tot de 20ste eeuw', in 1992 geschreven door Paul Janssen en Luc Duerloo.