Reeks burgerhuizen

Reeks burgerhuizen uit begin 20ste eeuw, in eclectische of neoclassicistische stijl; breedhuizen van het enkelhuistype (behalve nummer 12: dubbelhuis), twee tot vier traveeën en twee tot drie bouwlagen. Bakstenen gebouwen.

Nummer 2 telt vier traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak. Lijstgevel op een arduinen plint; gebruik van arduin, gele en zwarte baksteen als afwerking; getoogde muuropeningen; rechthoekig balkon met gesmeed ijzeren hek.

Nummer 12: mansardedak (leien) met twee dakkapellen, en gevelverhoging boven de rechter travee; gevelsteen: "Ach. FOUCART"; baksteenbouw met verwerking van arduin, op een arduinen plint met bossage; rechthoekige muuropeningen; tegelmozaïeken onder de ontlastingsbogen; rechthoekig balkon met gietijzeren hek.

Nummer 16 in neoclassicistische stijl; zadeldak met twee dakkapellen; bakstenen lijstgevel met verwerking van arduin, bakstenen panelen in visgraatverband met versierende diamantkop. Rechthoekige muuropeningen. Rechthoekig balkon met gesmeed ijzeren hek op I-balk met rozetten en ijzeren consoles.

Nummer 18 telt twee traveeën en twee bouwlagen. Onder pseudomansardedak (kunstleien) met dakkapel en dakvenster, en is gedateerd 1906 (gevelsteen). Bakstenen lijstgevel op een geblokte arduinen plint; kelderverdieping. Afwerking van arduin en panelen met tegelmozaïeken; klein gebogen balkon met gietijzeren hek. Rechthoekige muuropeningen met art-nouveau-inslag; brede vensters links onder I-balk met rozetten.

Nummer 22 telt twee traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen). Op een gevelsteen gedateerd: "Ach. FOUCART 1906". Bakstenen lijstgevel op een arduinen plint; afwerking van arduin; art-nouveau-elementen: gesmeed ijzeren ornamenten onder de kroonlijst, en rechthoekig arduinen balkon met gesmeed ijzeren hek tussen uitgewerkte postamenten. Rondboogvormige muuropeningen op de benedenverdieping, met interessant houtwerk voor het rechtse raam; rechthoekige bovenvensters respectievelijk opgevat als twee- en drielicht in de rechter travee.

Nummer 24 telt twee traveeën en twee bouwlagen onder pseudo-mansardedak, met oeil-de-boeuf, en puntgevelvormige verhoging boven de linkertravee. Baksteenbouw, verlevendigd met elementen van arduin en gele baksteen; enkele panelen met tegelmozaïeken; rechthoekige muuropeningen onder I-balken; rechthoekig balkon met gietijzeren balustrade.


Bron     : Schlusmans F. met medewerking van Gyselinck J., Linters A., Wissels R., Buyle M. & De Graeve M.-Ch. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs :  Schlusmans, Frieda
Datum  : 1981

Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Reeks burgerhuizen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/22808 Geraadpleegd op 12-11-2019

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

Brandende bokkenrijders

Brandende Bokkerijders

Blauwe steen

Achter het piramidekerkje van Bautershoven  houdt een blauwe steen zich recht in de graskant. Gelukkig heeft iemand er een boompje naast geplant, anders rij je er zo voorbij.

Hendrik Prijs, onze Limburgse Elsschot, schreef het trieste verhaal van Suske de Poup  en het Voorvelleke . Dat deden later ook historieschrijver Achille Thijs, de dialectkring Het Neigemenneke en historicus Frank Decat.

Die twee bejaarde vagebonden werden volgens de ingekapte tekst op de steen hier levend verbrand begin oktober 1784. Ze hadden de Gebrande winning  in de fik gestoken, verderop richting stad.

Nu laait het vuur daar alleen nog op onder het fornuis om de restaurantbezoekers te verwennen met een zakenlunch. In de zijgevel boven een poortje lees je het jaartal 1785 en de initialen van pachter Van den Hove op de sluitsteen.

Onderschrift bij deze foto

Beruchte Bokkenrijders

De bokkenrijders liggen nog in ons gezamenlijk geheugen, al was het maar door een album van Suske en Wiske. Maar of de twee brandstichters bij zo'n bende hoorden? In elk geval biechtten ze op dat op de heide 't Dekket in Zepperen  een duivelse eed van zwijgplicht was afgelegd. Aanstokers waren vier Walen, maar die zijn nooit gesnapt. Criminelen in de jaren 1700 probeerden wel meer bij de rijke boeren geld af te persen. Ze dreigden met brandstichting in een anonieme brief, vastgebonden aan de ring van de poort. De lemen boerderijen onder strodak waren een weerloze prooi.

Petit en Martens voerden hun dreigement uit maar vielen al snel in handen van de schout, zowat de sheriff of politiecommissaris in die tijd. Ze werden gefolterd bij hun verhoor en terechtgesteld aan het Gebrand Lindeken, richting Zepperen. In de stoet ging het van de stad naar de bewuste plek. Suske (Martens) en het Voorvelleke  (Petit) werden iets voor de middag op twee passen van elkaar aan een balk geketend. Ze leefden volgens het executieverslag nog drie tot vier minuten in het vuur, maar waren na twee uren nog slechts een hoopje asse.

Het Voorvelleke

Dat was de bijnaam van een Franse deserteur, Petit die altijd een lederen smidsvel droeg. Hij huysde, hoetelde en boddelde   met de buurvrouw van Suske en met twee Walen. Zijn veertienjarige zoon kreeg wroeging en praatte zijn vader na één week al aan de brandstapel. Truienaar Suske of Fransciscus Martens was een strodekker en leemplakker uit de Hel , een volkswijk nabij de Diestsepoort. Hij was ooit getrouwd geweest met een ware 'poup' van een vrouw, die stierf op bedevaart naar Compostela. Sus hertrouwde later met de dievegge Anastasia Kaky . Die zorgde voor de vuurlonten. Anastasia was een taai wijf en doorstond eerst de tortuur van tenenrek, duimschroeven en 'Spaanse' spanlaarzen. De strappade of de katrol waarmee de beul haar armen achterwaarts optrok deed Kaky uiteindelijk bekennen. Ze werd als medeplichtige gewurgd en geroosterd op de Grote Markt. Haar verminkte lijk hing later als afschrikking in een gaffel op de gerechtsplek van de abt, nu op de kruising van Tramstraat en Halmaalweg .

Het Zwakke Verzet

Hendrik Prijs gaf zijn roman Het Zwakke Verzet uit in 1942. Hij las daarvoor de originele processtukken door. Een proefje van de woorden die hij Suske in de mond legt: De groote winning stond, lijk de oogst in het veld, van de geweldige hitte der laatste dagen poederdroog en als te wachten op ons vonkje vuur. Met vieren hebben we het hem gelapt. De twee Walen, het Voorvelleke en ik. Petit bracht zijn melkmuil van een zoon mee. Ik keef hem verdacht aan, de kerel had een te eerlijk gezicht om betrouwbaar te zijn en bood te veel tegenstand. 'Hij kan een handje bijsteken', sprak het Voorvelleke, 'hij moet meer man worden'. 'Zijn wij geen mans genoeg, Voorvelleke?' 'Muil, dicht en aan 't werk!'


Mijnheer Keyenberg

De rijke Lambert Keyenberg-Baltus had bij Bautershoven-Bernissem  tussen de twee oorlogen een eigen vliegveld en liet naar verluidt de boodschap op hout uit 1784 vastleggen in de huidige steen aan de wegkant.