Drie breedhuizen van het enkelhuistype, respectievelijk drie, twee en twee traveeën en twee, drie en drie bouwlagen. Onder vrij steile zadeldaken (Vlaamse en mechanische pannen), met huidig uitzicht uit de 19de eeuw, doch oudere kern (dakhelling, rechter zijgevel van nummer 35).
Bakstenen gebouwen, waarvan de gevel van nummer 31 gecementeerd is, en die van nummer 35 witgekalkt. Rechthoekige vensters, in een gecementeerde omlijsting (nummer 31), baksteen met kalkstenen lekdrempel (nummer 33) en voorzien van houten lateien en lekdrempels (nummer 35). Rechthoekige deuren. Nummer 33 is voorzien van een fraaie, houten winkelpui (eind 19de-, begin 20ste eeuw) op een kalkstenen plint, met metalen roedeverdeling in het raam, en links, deur met oorspronkelijk houtwerk. In de rechter zijgevel van nummer 35 zijn sporen van de vroegere houtbouw zichtbaar.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Drie stadswoningen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/22802 Geraadpleegd op 12-11-2019
Eén van de mooiste zalen in het land. De academiezaal van het Klein-Seminarie onderlijnt de betekenis van deze instelling als het intellectueel centrum van Limburg vanaf 1843 tot na de Tweede Wereldoorlog. Daarbij was vooral na de lessen aandacht voor Nederlandse letterkunde.
De Gentse stadsarchitect Louis Roelandt was door de test
aangezocht om hun hospitaal voor geesteszieke vrouwen te bouwen. Hij ontwierp ook samen met zijn leerling Isidore Gerard de neogotische toren van de hoofdkerk.

Door de scheiding van de beide Limburgen in 1839 moest het Klein-Seminarie van het bisdom Luik verhuizen van Rolduc, nu Nederlands gebied, naar de vroegere abdijsite in Sint-Truiden. Bisschop Van Bommel besefte het belang van dit opleidingscentrum. Bij het enorme complex in de binnenstad was ook een a salle de rhétorique voorzien voor de seminaristen. Het werd tussen 1845 en 1852 een achthoekige centraalbouw met korinthische gegleufde zuilen onder een bijzonder rijkelijk uitgewerkte stucwerkzoldering

. De amfitheatervorm zorgt voor een intimistische verbondenheid van publiek met acteurs op de parterre en een goede akoestiek.
In 1845 was in de zaal het taalgenootschap Utile Dulci actief dat het Nederlands beoefende. Ook een Franstalige tegenhanger, de Société de littérature française, kortweg de Academie, was er bedrijvig. De Vlaamse ontvoogdingsstrijd zorgde af en toe voor wrijvingen, maar uiteindelijk liep toch iedereen in de pas.
Bij de start van de restauratie in 1986 door Herman Vanmeer in opdracht van erfpachthouder stad Sint-Truiden werd vooral de stabiliteit van de zaal hersteld en teruggegrepen naar de oorspronkelijke uitvoering van de "gradins" en de toneelscène. Voor het zitcomfort werd één rij verwijderd, wat het aantal zitplaatsen op 290 vastlegt, eventueel uitbreidbaar. De moderne lichtarmaturen zijn een ontwerp van Herman Blondeel. Een moderne foyer met technische ruimten werd aan de kant van het kerkveld toegevoegd.
Momenteel gebeuren in de akoestisch geschikte Academiezaal regelmatig muziekopnames en is een klassiek programma van internationaal niveau kamermuziek, kamerorkest en muziektheater uitgewerkt in het kader van de werking van cultuurcentrum de Bogaard.