Alomme rust

Alomme rust

De Zondag-middag is héél ingetogen.
De
luchten, klaar van winterkilte, beven
met teeder rood van lage zon doorweven;
de luchten, waar geen vogel komt gevlogen...

De middagrust mag gééne stoornis doogen.
Al
wil somwijlen vluchtig óverzweven
een verre galm van joelend kinderleven :
dra weegt de klare rust weer onbewogen.

Is het in sneeuw – die dezen nacht zoo zacht
de stille stede zwachtelde in heur vacht –
dat doezel-vaag verdooven nu geluiden?

O vrome middagvrede van Sint-Truiden,
dat om te ontwaken uit zijn sluimer, wacht
tot plotse kloosterklokken vespers luiden !




Onderschrift bij deze fotoLit.: P. DE PAUW, recensie in Boekengids, 1, 1923-1924, nr. 361; L. BRANS, Hilarion Thans o.f.m., in Monografieën van de Koninklijke Vereniging van Limburgse Schrijvers, 3, nr. 4, december 1992.
Gedicht in Hilarion THANS, Omheinde hoven, 4de uitgave, Mechelen, Sint-Franciscusdrukkerij, 1927, p. 35.
Hilarion Thans (Maastricht 1884 – Lanaken 1963), minderbroeder en auteur. Gedicht geschreven tussen november 1909 en maart 1910 op onoogige papiertjes toen de jongeman bedlegerig was van een bloedspuwing in het Sint-Truidense klooster. Uit de bundel Ziekebloemen. II. Open ramen. Voor het eerst verschenen onder pseudoniem F.M. Minderbroeder in ’t Daghet in den Oosten, 16, 1910, p. 58 als gedicht nr. XXI met bijhorend citaat Facta est tranquillitas Magna. En er kwam een groote rust (Evang.).



ONTDEKKING VAN DE DAG

Een weerwolf in Melveren

Een weerwolf in Melveren

In Melveren , een gehucht van Sint-Truiden, woonde een zekere X. Op zekere dag ging X met zijn vriendin naar de kermis in Kortenbos. Deze man had echter een pact gesloten met de duivel, wat betekende dat hij regelmatig enkele uren als weerwolf moest rondlopen. Omdat X op de kermis plots voelde dat dat moment was aangebroken, zei hij tegen zijn vriendin: "Als je een hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Op die manier zal het beest je geen kwaad doen." 

Omdat een weerwolf geen kruis kan oversteken, moet hij de draadjes van de zakdoek één voor één uitrafelen vooraleer hij verder kan. 

Het meisje antwoordde: "Neen, blijf maar bij mij!", waarop haar vriend: "Neen, ik moet dringend even een boodschap doen." 

Toen X weg was, kwam er een lelijke zwarte hond naar het meisje toe. Ze deed onmiddellijk wat haar vriend had gezegd, waarop de hond de zakdoek in stukken scheurde. Een kwartier later kwam X terug. Zijn vriendin vertelde hem dat ze doodsangsten had uitgestaan terwijl hij weg was. Wat verderop ging het tweetal iets drinken in een café. Het meisje bekeek haar vriend eens goed, en riep geschokt: "Jij smeerlap, je bent het zelf geweest, want de vezels van de zakdoek hangen nog tussen je tanden!" 

X zei dat ze het zich maar inbeeldde, maar het meisje wilde hem toch nooit meer zien.


Opgetekend door F. Beckers in 1947.
Bron: volksverhalenbank.be