Reeks identieke breedhuizen van het dubbelhuistype, vier traveeën (nummer 40: vijf) en twee bouwlagen onder gebogen zadeldak (Vlaamse en mechanische pannen), van 1780. Witgekalkte (op nummer 38 na) bakstenen gebouwen op een kalkstenen plint; gesmeed ijzeren muurankers. Getoogde vensters in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met sluitsteen en uitgespaarde zwikken. Gelijkaardige deuren met kalkstenen tussendorpel en getralied, waaiervormig bovenlicht. Nnummer 40 heeft in de laatste travee een getoogd bakstenen deurtje met een getoogde nis erboven. De achtergevels hebben dezelfde ordonnantie op de benedenverdieping; op de tweede bouwlaag, getoogde vensters in een bakstenen omlijsting; getoogde zoldervenstertjes.
De conventhuizen vertonen intern eenzelfde structuur, met name gevormd door een dwarse hal, die twee ruimtes (één travee breed) links vooraan en achteraan scheidt van een traphal (één travee) met kleine ruimte (één travee) ernaast aan de rechterzijde vooraan, en een groot vertrek (twee traveeën) achteraan.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Conventhuizen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23042 Geraadpleegd op 12-11-2019
De Luikse architect Etienne Fayn slaagde erin om een mooi stadhuis in Luikse classicisme te ontwerpen rond de oude halle en de belforttoren. De stadsmagistraat betrok zijn nieuwe symmetrische bouw in juli 1759 onder begeleiding van drie kanonsalvo's. De interieurafwerking, vooral door de modieuze Luikse vakmensen, moest toen nog beginnen.
Maar... die saaie horizontale kroonlijst wou de stad als bouwheer toch verbeteren. Kijkend naar Brabant en Antwerpen liet ze in 1766 zwierige frontons met klokgevel, curven en tegencurven plaatsen aan de hoofdgevel. Pater minderbroeder Johannes Bolgrez bracht een plan mee uit Antwerpen. Ook kwam er een dubbele puitrap naar de verdieping, om de begane grond te kunnen verhuren. Enkele jaren later verdween deze blijkbaar té bombastische ingreep terug.
Eigentijds kroniekschrijver Debruyn is genadeloos voor zoveel pretentie en tekent - met veel lekenfantasie - dit on-Luikse gedrocht. Hij schrijft ook hoe men half juni 1766 bouwt aan "eene nieuwe blauw steene balcon, ende het frontispicium wierd verciert met nieuwe crollen, oock met eenen nieuwen noijt in dese landen geinventeerde blauw steenen trap dienende tot spot der borgers ende vreemdelingen hier passerende om het onnodigh ende verquist geldt".
Van deze verbeteringsoperatie getuigt nog een jaartalsteen met stadswapen boven het balkon.