Poortgebouw en hoeve der voormalige 23014. Thans U-vormige hoeve, waarvan de kern opklimt tot de tweede helft van de 17de eeuw. De gekasseide platanendreef, die langs het kasteel van Nonnen-Mielen loopt, verbindt ook de hoeve met de Diestersteenweg; een korte, gekasseide oprit verbindt de dreef met het erf.
Het monumentale geheel ligt in een gave, landelijke omgeving; ten zuiden, achter de hoeve strekt zich het kasteelpark uit, voor de hoeve, aan de overkant van de dreef, velden en weilanden. Achter de westvleugel bevindt zich de ommuurde tuin, waarachter de Melsterbeek stroomt.
Bakstenen gebouwen gegroepeerd rondom een gedeeltelijk gekasseid erf. Ten noordoosten, monumentaal poortgebouw, waarin ook een gedeelte van het woonhuis is ondergebracht; zes traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (nok evenwijdig aan straat, mechanische pannen), door middel van muurankers op de noordoostgevel gedateerd 1686; het gebouw is aan de veldzijde voorzien van twee vierkante torens met tentdak (leien) en peerspits met gesmeed ijzeren windvaan. Overhoekse muizentandfries en tandlijst onder de dakrand; gesmeed ijzeren muurankers. In de noordoostelijke gevel een rechthoekig, getralied venstertje van kalksteen, rechts van de inrijpoort. Verankerde kalkstenen rondboogpoort met geprofileerd beloop en negblokken; sluitsteen met gesculpteerd wapenschild van Mechtildis d'Eynatten de Thys (1678-1719); ontlastingsboog van een rollaag en een platte laag; fraaie, kalkstenen schamppalen. Rondboognis met Onze-Lieve-Vrouwebeeld boven de poort. De linkertoren heeft dezelfde lijst onder de dakrand als het hoofdgebouw; gesmeed ijzeren muurankers, kleine, kalkstenen vensters en muurspleten in het bovengedeelte. In de rechtertoren, kalkstenen hoekbanden en smalle, kalkstenen venstertjes. De erfzijdegevel vertoont dezelfde poort als de noordoostgevel, doch met toevoeging van een vlakke kalkstenen versiering boven de sluitsteen.
Het linker gedeelte behield alle kenmerken van de oorspronkelijke bouw: baksteenlijst zoals hoger beschreven, gesmeed ijzeren muurankers en oorspronkelijke vensters: een kalkstenen kruiskozijn en twee dito bolkozijnen met sponning en negblokken; dubbele ontlastingsboogjes van een rollaag en een platte laag. Rechthoekige deur van hergebruikt materiaal.
Het rechter gedeelte werd aangepast in de tweede helft van de 18de eeuw: drie rechthoekige kalkstenen vensters van hergebruikt materiaal en een getoogd kalkstenen venster met licht uitspringende sluitsteen; gelijkaardige deur voorzien van een bovenlicht met roedeverdeling. Duiventil in de zuidoostelijke zijgevel, met aandak en muurvlechtingen.
De noordelijke hoek van het erf wordt afgesloten door een schuin geplaatste vleugel van twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen), waarin een gedeelte van het woonhuis is ondergebracht. De erfzijdegevel telt drie traveeën, en is voorzien van twee rechthoekige vensters van hergebruikte kalksteen, een getralied, kalkstenen bolkozijn met sponningbeloop, en een getoogd, kalkstenen venster met licht uitspringende sluitsteen; getoogde deur van het hoger beschreven type. Tegen de noordgevel werd een bakstenen gebouwtje van één bouwlaag onder lessenaarsdak (kunstleien) bijgebouwd, dat aan de oostzijde voorzien is van een afgeschuinde hoek; getraliede, bakstenen steekboogvensters. Op de laatste travee werd een haakse aanbouw geplaatst, die zich in noordelijke richting uitstrekt; het noordelijk uiteinde ervan is met de noordoostgevel van poortgebouw verbonden door middel van een lage muur. Ten westen, stallingen in een langgestrekte vleugel van tien traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen), uit de tweede helft van de 18de eeuw. Kleine, rechthoekige vensters van kalksteen op de benedenverdieping, getoogde kalkstenen zoldervensters met sluitsteen, verscheidene gelijkaardige deuren, en drie rondboogpoorten in een kalkstenen omlijsting met neuten, imposten, sluitsteen en negblokken op de booglijst; ontlastingsboog van een rollaag. De westgevel is blind. Aansluitend bij dit stalgedeelte, ruime langsschuur van zes traveeën onder wolvedak (kunstleien), uit de tweede helft van de 18de eeuw. Kalkstenen hoekbanden, en een driehoekig fronton boven het midden der oostgevel; in het fronton, een gevelsteen met twee wapenschilden, en de jaartallen 1755 en 1785 (Anne de Fraipont de Tilff, Louise C. de Bormans de Hasselbroeck). Rechthoekige kalkstenen vensters, en een getoogde kalkstenen deur met sluitsteen en kalkstenen tussendorpel. De noordelijk gelegen zijgevel is voorzien van een hoge, verankerde rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting met negblokken; ontlastingsboog van een rollaag. Ronde uilengaten in de geveltop.
In de verlengde van de schuur, in zuidelijke richting, tweede stalvleugel van zeven (?) traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien); het uitzicht der oostgevel is zoals dat der eerste stalvleugel. De zuidelijke zijgevel en het zuidelijk gedeelte der westgevel werden in neoclassicistische stijl verbouwd. Ten oosten van het erf, laag, langgestrekt dienstgebouw onder zadeldak (Vlaamse pannen), waarvan de oude kern blijkt uit sporen van de oorspronkelijke houtbouw, doch waarvan de gevels volledig werden gewijzigd .
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Poortgebouw en hoeve der benedictinessenabdij Nonnen-Mielen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23014 Geraadpleegd op 12-11-2019
In Melveren , een gehucht van Sint-Truiden, woonde een zekere X. Op zekere dag ging X met zijn vriendin naar de kermis in Kortenbos. Deze man had echter een pact gesloten met de duivel, wat betekende dat hij regelmatig enkele uren als weerwolf moest rondlopen. Omdat X op de kermis plots voelde dat dat moment was aangebroken, zei hij tegen zijn vriendin: "Als je een hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Op die manier zal het beest je geen kwaad doen."
Omdat een weerwolf geen kruis kan oversteken, moet hij de draadjes van de zakdoek één voor één uitrafelen vooraleer hij verder kan.
Het meisje antwoordde: "Neen, blijf maar bij mij!", waarop haar vriend: "Neen, ik moet dringend even een boodschap doen."
Toen X weg was, kwam er een lelijke zwarte hond naar het meisje toe. Ze deed onmiddellijk wat haar vriend had gezegd, waarop de hond de zakdoek in stukken scheurde. Een kwartier later kwam X terug. Zijn vriendin vertelde hem dat ze doodsangsten had uitgestaan terwijl hij weg was. Wat verderop ging het tweetal iets drinken in een café. Het meisje bekeek haar vriend eens goed, en riep geschokt: "Jij smeerlap, je bent het zelf geweest, want de vezels van de zakdoek hangen nog tussen je tanden!"
X zei dat ze het zich maar inbeeldde, maar het meisje wilde hem toch nooit meer zien.
Opgetekend door F. Beckers in 1947.
Bron: volksverhalenbank.be