Voormalige, gesloten hoeve, met kern uit midden 17de eeuw, en aanpassingen uit de tweede helft van de 18de- en de tweede helft van de 19de eeuw, waarvan het noordoostelijke gedeelte (de stallen) verdwenen is. De oorspronkelijke omgeving ging verloren bij de voortschrijdende stadsuitbreiding; belangrijk element in de straatwand. De gebouwen zijn gegroepeerd rondom een rechthoekig, nog gedeeltelijk gekasseid erf.
Ten noordwesten, belangrijk, gerestaureerd poortgebouw met duifhuis, op de zuidelijke hoek geflankeerd door een rond traptorentje; schilddak (kunstleien) met twee gesmeed ijzeren windvanen; bakstenen gebouw met tandlijst onder de dakrand. In de voorgevel, verankerde, korfbogvormige inrijpoort van kalksteen, met negblokken en een ontlastingsboog van twee rollagen; erboven een beluikt houten bolkozijn met dubbele ontlastingsboogjes van een rollaag en een platte laag, en een overspannende boog van een rollaag en een platte laag. De zuidoostgevel is voorzien van een rechthoekige poort onder een houten latei, en een duifhuis als hoger beschreven, doch voorzien van houten windborden. Het traptorentje heeft een rechthoekig deurtje onder houten latei, en enkele smalle muurspleten.
De gebouwen aan weerszij van het poortgebouw zijn verdwenen, op de buitenmuren na; rechts van het poortgebouw bleef een rechthoekige muurspleet bewaard in een kalkstenen omlijsting.
Ten zuidwesten, woonhuis van acht traveeën en anderhalve bouwlaag onder een oorspronkelijk steil zadeldak (nok loodrecht op straat, Vlaamse en mechanische pannen), thans op de zuidwestelijke zijde met een halve bouwlaag verhoogd; datering 1661 door middel van muurankers op de erfzijdegevel. Witgekalkt bakstenen gebouw op een gepikte plint. De erfzijdegevel is voorzien van rechthoekige vensters van verschillende vorm, grotendeels aanpassingen, op één getralied, kalkstenen kruiskozijn na, met negblokken en geprofileerde sponning aan het benedenlicht; voorts drie oculi. Twee rechthoekige deuren in een verankerde kalkstenen omlijsting. De zuidwestelijke gevel werd aangepast in de tweede helft van de 19de eeuw en in die periode voorzien van getoogde vensters. Rechthoekige deur in een vlakke, kalkstenen omlijsting. Zijgevels met aandaken, vlechtingen en gesmeed ijzeren muurankers; de zuidoostgevel behield zijn oorspronkelijke vorm en zijn topstuk; de noordwestgevel heeft in de top twee blinde oculi, waaronder twee rechthoekige kalkstenen venstertjes met diefijzers en negblokken. Rechts bleef het gesmeed ijzeren hekje van de vroegere tuin bewaard.
Ten zuidoosten, ruime dwarsschuur, thans gedeeltelijk tot woonhuis omgebouwd; bakstenen gebouw onder zadeldak (mechanische pannen en golfplaten), op de sluitsteen gedateerd 1781. Lage kalkstenen plint; kalkstenen hoekbanden. Alle muuropeningen, op de poort na, zijn recent. Verankerde korfboogpoort in een kalkstenen omlijsting met regelmatig geplaatste negblokken. De zijgevel zijn voorzien van aandaken, muurvlechtingen, topstukken en uilengaten.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Gesloten hoeve [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23054 Geraadpleegd op 12-11-2019
Achter het piramidekerkje van Bautershoven houdt een blauwe steen zich recht in de graskant. Gelukkig heeft iemand er een boompje naast geplant, anders rij je er zo voorbij.
Hendrik Prijs, onze Limburgse Elsschot, schreef het trieste verhaal van Suske de Poup en het Voorvelleke . Dat deden later ook historieschrijver Achille Thijs, de dialectkring Het Neigemenneke en historicus Frank Decat.
Die twee bejaarde vagebonden werden volgens de ingekapte tekst op de steen hier levend verbrand begin oktober 1784. Ze hadden de Gebrande winning in de fik gestoken, verderop richting stad.
Nu laait het vuur daar alleen nog op onder het fornuis om de restaurantbezoekers te verwennen met een zakenlunch. In de zijgevel boven een poortje lees je het jaartal 1785 en de initialen van pachter Van den Hove op de sluitsteen.

De bokkenrijders liggen nog in ons gezamenlijk geheugen, al was het maar door een album van Suske en Wiske. Maar of de twee brandstichters bij zo'n bende hoorden? In elk geval biechtten ze op dat op de heide 't Dekket in Zepperen een duivelse eed van zwijgplicht was afgelegd. Aanstokers waren vier Walen, maar die zijn nooit gesnapt. Criminelen in de jaren 1700 probeerden wel meer bij de rijke boeren geld af te persen. Ze dreigden met brandstichting in een anonieme brief, vastgebonden aan de ring van de poort. De lemen boerderijen onder strodak waren een weerloze prooi.
Petit en Martens voerden hun dreigement uit maar vielen al snel in handen van de schout, zowat de sheriff of politiecommissaris in die tijd. Ze werden gefolterd bij hun verhoor en terechtgesteld aan het Gebrand Lindeken, richting Zepperen. In de stoet ging het van de stad naar de bewuste plek. Suske (Martens) en het Voorvelleke (Petit) werden iets voor de middag op twee passen van elkaar aan een balk geketend. Ze leefden volgens het executieverslag nog drie tot vier minuten in het vuur, maar waren na twee uren nog slechts een hoopje asse.
Dat was de bijnaam van een Franse deserteur, Petit die altijd een lederen smidsvel droeg. Hij huysde, hoetelde en boddelde met de buurvrouw van Suske en met twee Walen. Zijn veertienjarige zoon kreeg wroeging en praatte zijn vader na één week al aan de brandstapel. Truienaar Suske of Fransciscus Martens was een strodekker en leemplakker uit de Hel , een volkswijk nabij de Diestsepoort. Hij was ooit getrouwd geweest met een ware 'poup' van een vrouw, die stierf op bedevaart naar Compostela. Sus hertrouwde later met de dievegge Anastasia Kaky . Die zorgde voor de vuurlonten. Anastasia was een taai wijf en doorstond eerst de tortuur van tenenrek, duimschroeven en 'Spaanse' spanlaarzen. De strappade of de katrol waarmee de beul haar armen achterwaarts optrok deed Kaky uiteindelijk bekennen. Ze werd als medeplichtige gewurgd en geroosterd op de Grote Markt. Haar verminkte lijk hing later als afschrikking in een gaffel op de gerechtsplek van de abt, nu op de kruising van Tramstraat en Halmaalweg .
Hendrik Prijs gaf zijn roman Het Zwakke Verzet uit in 1942. Hij las daarvoor de originele processtukken door. Een proefje van de woorden die hij Suske in de mond legt: De groote winning stond, lijk de oogst in het veld, van de geweldige hitte der laatste dagen poederdroog en als te wachten op ons vonkje vuur. Met vieren hebben we het hem gelapt. De twee Walen, het Voorvelleke en ik. Petit bracht zijn melkmuil van een zoon mee. Ik keef hem verdacht aan, de kerel had een te eerlijk gezicht om betrouwbaar te zijn en bood te veel tegenstand. 'Hij kan een handje bijsteken', sprak het Voorvelleke, 'hij moet meer man worden'. 'Zijn wij geen mans genoeg, Voorvelleke?' 'Muil, dicht en aan 't werk!'
De rijke Lambert Keyenberg-Baltus had bij Bautershoven-Bernissem tussen de twee oorlogen een eigen vliegveld en liet naar verluidt de boodschap op hout uit 1784 vastleggen in de huidige steen aan de wegkant.