De kapel dateert van 1420 en wordt in het "Concile de Saint-Trond" vermeld als kerk van Terbiest.
Eénbeukig zaalkerkje waarvan het schip uit twee delen bestaat: de eerste travee dateert van 1927 (zie gevelsteen in de zuidoostgevel); de twee andere traveeën vormen het oude gedeelte van het schip en zijn gedateerd 1420 op een gevelsteen met afbeelding van Sint-Joris, (die zich thans op het kasteel bevindt) en op een wijwatervat; het zadeldak (kunstleien) is voorzien van een met leien beklede klokkenruiter met ingesnoerde naaldspits; het koor is lager, en telt twee rechte traveeën met driezijdige sluiting. Het bakstenen gebouw werd in 1927 gerestaureerd en van een cementlaag voorzien.
De westgevel is voorzien van een brede en een smalle rondboogdeur van hergebruikt materiaal, en van een gevelsteen met datering 1620 en wapen van Christoffel de Blocquerie. Het oude gedeelte van het schip is voorzien van getoogde vensters, het koor van kleine rondboogvensters.
Volledig bepleisterd interieur, in 1927 gerestaureerd; op de scheidingsmuur tussen schip en koor bevindt zich een wapenschild in stucwerk, met datering ANNO 1779, mogelijk verwijzend naar een aanpassing of herstelling. Overwelving door middel van een tongewelf.
Mobilair: Beeld van Sint-Joris-met-de-Draak, gepolychromeerd hout (eerste helft van de 17de eeuw); Madonna en Kind met druiventros, gepolychromeerd hout (eerste helft van de 17de eeuw); relikwiehouder in de vorm van een zegenende hand, gepolychromeerd hout. Kalkstenen wijwatervat, gedateerd 1420.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Sint-Joriskapel van 1420 [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23064 Geraadpleegd op 12-11-2019
Ref.
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Loote wee de klokke van den toure luin,
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Loepe wee ni recht, ma loepe feelinks schuin.
As we carnaval gon viere in Sintruin,
Dreinke wee e pintje en gon haand in haand,
Vör te daasten albedieën rond de Latsjaan.
Want zoe gie de carnaval in Groeët Sintruin.
Iederien du mie, och de Gemeinterood,
Effekes de tuigels los kan ginne kood,
Iel het joor ston zijlinks al in vlam en vuur,
Vuir et goed van ’t Stadsbestuur.
Carnaval da zit doe in, da vuul dzje zelf,
Telt ze mèr, die groep is och bè drei maal elf.
En de boug kan alted ni gespanne ston,
Doever loote ze un dan ins per joor ins gon.
Ref.
En vuir goed te fieëste, is doo ‘t Fiestcomiteit,
Dei kreige subsidies och op stond en tijd,
Ma ze moete luistere noo et Stadsbestuur,
Gelèk de Rood van de Commeduur,
Vesteloovet is doe toch vuir iel de stad,
Ozze carnavalsgroepe dee weite da,
En as Scheipe va Plezier roep ich och ‘Vuur!’
Carnaval da is en echte volkscultuur.
Ref.
Ref.
Want zoe gie de carnaval in Groeët Sintruin.