
Brouwerij van Kerkom: geschiedenis
De brouwerij van Kerkom, een vierkantshoeve, werd opgericht in 1878 door Evarist Clerinx.
Ze bevindt zich langs een van de fietsroutes ten zuiden van Sint-Truiden en vormt met haar nog typisch oud bruin cafeetje een echte trekpleister voor wandelaars, fietsers, bierproevers en levensgenieters.
Voor de eerste wereldoorlog bestonden er nog 127 brouwerijen in Limburg. In 1965 bleven er daar 13 van over en nu zijn er jammer genoeg maar 6 brouwerijen meer waaronder natuurlijk de brouwerij van Kerkom.
De brouwerij werd opgericht in 1878 door Evarist Clerinx die in het voorlaatste jaar geneeskunde aan de Universiteit van Leuven zijn studentenpet aan de haak hing en brouwer werd. Evarist kocht in Kerkom op de weg Sint-Truiden - Hannuit - Namen de oude afspanning La Renaissance en bracht er een brouwerij onder die hij verder uitbaatte na het overlijden van zijn schoonvader. In 1913 werd een storting genoteerd van 23 000 kg mout. In de beginperiode van Evarist werd alleen bier geleverd in tonnen en enkel binnen de afstand die een paard heen en terug in één etmaal kon afleggen. Die vaten werden niet alleen geleverd aan cafés maar ook aan bemiddelde burgers die steeds bier in hun kelder in voorraad hadden. ‘De vreugde komt uit de kelder’ is een gezegde dat hier ongetwijfeld zijn oorsprong vindt. De Reus van Evarist was erg in trek. Het was uiteraard een bier met hoge gisting dat toen het best vergeleken kon worden met de Jack-op. Tijdens de eerste wereldoorlog werd de brouwerij opgeëist door de Duitsers zodat het brouwen tijdelijk stilgelegd moest worden.
In 1920 werd er opnieuw gestart en vanaf die dag werd Paul, de zoon van Evarist, mee ingeschakeld.
In 1932 werd voor de eerste maal de vooroorlogse hoeveelheid gestorte mout overtroffen, namelijk 37 100 kg. Inmiddels was brouwerij Alken opgericht en werd er in 1928 Cristal Alken geboren. Slachtoffer van dit overrompelend succes van deze pils was ondermeer de brouwerij van Clerinx. Terwijl vader en zoon tegen de bierkaai vochten en in 1936 een storting haalden van 23 000 kg, was dit echter niet voldoende om te overleven. Toen die tijd vader Evarist overleed, bleef zoon Paul alleen over met de roerstok. Brouwerij Clerinx hielde stand en overleefde de tweede wereldoorlog en trachtte zich uit de rode cijfers te houden.
In 1952 kwam er nieuw leven in de brouwerij. Jean, de zoon van Paul Clerinx, trad in dienst van de brouwerij. Jean geloofde in een streekbier maar zou de strijd na enkele jaren opgeven en de wijze beslissing nemen in 1968 om de brouwactiviteit te staken. Jean ging toen in dienst bij brouwerij van Alken tot aan zijn pensioen.
In het begin van het jaar 1988 begon Jean Clerinx terug met een kleine ambachtelijke brouwerij. Hij bouwde toen een donkerblond bitterig bier van hoge gisting met een alcoholvolume van 5,5 procent. Hij noemde dit bier Bink dat verwijst naar de spotnaam van de Truienaar.
Sinds 1999 heeft Jean de roerstok letterlijk en figuurlijk doorgegeven aan Marc Limet, een brouwer en bierliefhebber in hart en nieren. De afgelopen jaren zijn er dan ook al verschillende investeringen gebeurd om de kwaliteit van de bieren te verbeteren. Zo zijn er nu al verschillende nieuwe gesloten gist-en lagertanks bijgekomen waardoor het mogelijk was om een paar nieuwe bieren te creëren.
Sedert het jaar 2000 worden er twee nieuwe seizoenbieren gebrouwen: voor het voorjaar de Bloesem Bink, een rood bier verrijkt met honing van Sint-Truiden en perensiroop van Vrolingen. In de winterperiode kan men genieten van het Winterkoninkske, een hartverwarmend donker bier.
In 2002 werd, op verzoek van de “Stichting Abdij, Stad en Regio” en van de stad Sint-Truiden, de Adelardus, een donkerbruin abdijbier, in het leven geroepen.
In 2003, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de brouwerij werd de Kerckomse Tripel gebrouwen.
In mei 2005 kwam er dan de Adelardus Tripel, een blond abdijbier. Momenteel is onze nieuwste telg het Winterkoninkske Grand Cru. Een donker bier van 13°, het zwaarste bier van Limburg en enkel te verkrijgen in flessen van 75 cl.
De brouwerij is ondertussen de gedroomde pleisterplaats geworden van vele wandelaars, fietsers, bierproevers en levensgenieters. Want genoten wordt er, ’s zomers aan de smeedijzeren tafeltjes op de prachtige binnenkoer. In de winter rond de gezellige houtkachel in het vroegere koetshuis.

'Brouwerij Kerkom', met boomgaard ten noorden en ten zuiden. Bierbrouwerij ontstaan uit voormalige afspanning, in 1878 door Clerinckx uitgebouwd tot de 'Brouwerij Kerkom'.
Gesloten complex rondom een onregelmatige, gekasseide binnenkoer. Huidig uitzicht van 1878.

Baksteenbouw met verwerking van arduin en similibepleistering. Rechthoekige poort onder houten latei, opgenomen in de schuine oostvleugel. Zuidwaarts georiënteerd, complex boerenburgerhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen, nok parallel met straat) met dakkapel; kleine voortuin door een doorlopende muur met hek van de straat afgesloten. Voorgevel: lijstgevel op gecementeerde plint en met gecementeerde hoekblokken. Gemetste steekboogvensters met gecementeerde hoekblokken; arduinen onderdorpels verbonden door gecementeerde band. Rechthoekige arduinen deuromlijsting op neuten. Witgekalkte achtergevel op gepikte plint. Getoogde vensters op lekdrempels. Rechthoekige deur in vlakke omlijsting op neuten. Westelijke bijbouw met puntgevel, één travee onder zadeldak (Vlaamse pannen, nok haaks op straat); driezijdige erker onder plat dak op de eerste bouwlaag.
Dienstgebouwen van één bouwlaag onder zadeldaken (Vlaamse pannen) met verspringende nokhoogten. Aan de erfzijde, witgekalkt op gepikte plint. Rechthoekige vensters, deuren en poorten onder houten latei (1860).

Grafsteen aan de gevel van de kerk van Schurhoven
“Heilige Jan”noemde hem de mensen maar in een nota die de korte levensschets door P.L. Stasseyns, oud pastoor te Sint-Truiden voorafgaat, verklaart de schrijver aan de woorden “eerbiedwaardig” en “heilig” geen ander dan een menselijk gezag te hechten. “Hetzelfde stelt hij voorop aangaande de wonderen, gunsten en andere verhalen, die in ’t werkje worden aangehaald. Zulks om te voldoen aan de besluiten van Paus Urbanus de VIII, zaliger gedachtenis…”
Johannes-Carolus Vandenhove werd geboren te Sint-Truiden, den Oogst 1731. Van jongs af aan moet hij op zijn medeburgers de indruk van een brave, eenvoudige jongen hebben gemaakt. Overigens waren zijn gewone bezigheden niet van aard om hem tot hoogmoedige of losbandige gedachten te brengen. Hij was “frickmaeker”, kuiste verroeste geweren en pistolen, verkocht azijn en mostaard en hij beschouwde het als een grote eer de klok te mogen luiden. In zijn houding of in zijn levenswijze moet er niettemin iets buitengewoons zijn geweest,want we lezen in zijn levensschets, dat de straatjongens het hem wel eens lastig maakten. Dit was hem een dagelijkse gelegenheid om zich in geduld te oefenen.
Heilige Jan moet ook een bedeesd man geweest zijn, want alleen aan zijn voorzichtigheid valt het wel niet toe te schrijven, dat hij nooit personen van het andere geslacht in het gelaat schouwde. Een twijfelachtig woord deed hem het schaamrood naar de wangen stijgen.
Dagelijks was hij tegenwoordig in de heilige missen. Met dezelfde heilige ijver woonde hij de plechtigheden , octaven, novenen in alle kerken bij. Alle aflaten trachtte hij te verdienen. Zijn houding in de kerk moet stichtend geweest zijn. Hij scheen op zijn plaats genageld, onbeweeglijk als een beeld en gedurig op de grond geknield. “Soms moest hij zijn knieën een weinig opheffen wanneer de ijzeren haakjes die hij droeg, te fel in het vlees doorsneden”.
In de koude winternachten vond men hem vóór de kerken neergeknield, vooral op de trappen van de kerk der Minderbroeders. Te middernacht begaf hij zich zelfs buiten de stad naar Zepperen, om daar te bidden ter ere der H. Genoveva en naar Velm om de H. Martinus te vereren. “De kosters geloofden dat ’s nachts de deuren der kerken zich voor hem openden”
In de hoofdkerk zag men hem gewoonlijk neergeknield vóór het beeld van “Onze-Lieve-Heer op de koude steen”.
Iedere avond plaatste hij op hetzelfde uur licht aan een beeldje van Maria, dat zich bevond in de gevel van het naburig huis. Hiertoe werd hem door de familie Craybeckx toegestaan dagelijks olie te komen halen.
De Heilige Jan hield dit streng en boetvaardig leven tot op hoge ouderdom vol en nooit kwam er een klacht over zijn lippen. Hij overleed op 16 juni 1818 om 3 uur namiddag, zonder ziek te zijn geweest, gelijk een lamp die uitgaat bij gebrek aan olie. Niet zohaast was de tijding van zijn dood in de stad verspreid of een menigte volk kwam naar het sterfhuis toegestroomd.
Op het doodsprentje van de eerbiedwaardige man lezen wij het volgende:
“1818 de 16 juni om 3 u namiddag, is te Sint-Truiden, bediend van de heilige Sacramenten, godvruchtelijk in den Heer overleden:
Johannus-Carolus VANDENHOVE
Jonkman, oud 86 jaren
Deze man was eenvoudig en rechtzinnig, vreesde God en vluchtte het kwaad, tot de dood toe heeft hij zijne onnoozelheydt zoo bewaert, dat hij in zijn laatste uur mogt zeggen: mijn gemoed verwijt mij niets in geheel mijn leven. Met regt dan noemde hem de geheele stad van jongs af den heyligen Jan
Door de toeloop des volks heeft God dien ootmoedigen man op zijn sterfdag verheven en zijn glorierijke begrafenis heeft bewezen, dat niemand grooter is dan die de Heere vreest. Doch weerhield hem eenige kleine vlek van het aanschijn Gods, bid voor hem, opdat hij des te eerder U een voorbidder weze in alle nood. Amen”.
Zijn graf bevindt zich tegen het koor der kerk van de H. Jacobus te Schurhoven. Op de steen die door de zorgen der gebroeders Steynen opgericht werd, staat het volgende inschrift te lezen, gedicht door kanunnik Coninckx van Sint-Truiden:
D.O.M.
Hier rust het sterfelijke deel van
Johannes-Carolus VAN DEN HOVE
Jonkman
Gestorven den 16 Juny 1818
In den ouderdom van 86 jaren.
Een mans wiens hart geen wensch
Naar aardsch geluk ontroerde,
Die staag met God vereend,
Van ’t deugden/spoor nooit week,
En wiens ootmoedigheid
Zoo klaar aan ieder bleek,
Dat hij lang voor zijn dood
Den naam van heilig voerde.
Uit Heilige Jans leven wordt nog menig wonderbaar toeval vermeld, maar Jan heeft het er nooit op aangelegd om mirakelen te verrichten, daartoe was hij een te eenvoudige heilige.
Een paar voorbeelden:
Toen de Sansculotten in zijn werkhuis drongen, waarvan de muren met geweren en pistolen waren bedekt, vroegen zij hem zijn wapens in te leveren. “neemt ze maar af” antwoordde hij. Doch de soldaten zagen geen wapens en hielden de Heilige voor onnozel.
Toen Franciskus Ulens, het petekind van H. Jan voor de conscriptie moest loten, kwam deze laatste de familie troosten: “Ik zal voor Frans bidden en hij zal er wel uitloten” zei hij. Jan bad en Ulens viel er uit, wat toen maar zelden gebeurde.
Na de door van de heilige Jan bleven zelfs zijn kinderen een wonderbare geneeskracht te bezitten. Zo genas dokter Steynen van Sint-Truiden zijn hevige tandpijn door de slaapmuts van de heilige op te zetten.
De geschiedenis van heilige Jan is eenvoudig zoals zijn leven was, maar al is er maar weinig wonderbaars in aan te halen toch denken wij met sympathie aan de eenvoudige volksmens wiens leven inderdaad menig mens tot voorbeeld mag strekken, zij het maar om de rechtschapenheid, de zachtheid en de warme menslievendheid die er uit stralen.
Naar de biografie door P.L. Stasseyns, oud-pastoor te Sint-Truiden, Korte levensschets van Johannes-Carolus Vandenhove, in geur van heiligheid gestorven, Sint-Truiden, 1898.
Het Heilig Janneke was zo godsvruchtig dat hij op zijn knieën naar de kerk kroop. Janneke had een kruidenierszaak waar men ook z'n geweer kon laten schoonmaken. Op een dag vielen de Franse soldaten binnen in het winkeltje omdat ze hadden gehoord dat daar geweren te vinden waren. De soldaten gingen overal kijken, maar ze vonden niets anders dan bloemen. Het Heilig Janneke had alle geweren in rozen veranderd.
't Heilig Janneke van St.-Truiden leefde veel christelijker dan de strengste kloosterorde. Die kroop op zijn knieën naar de kerk. In die tijd lachten ze daar niet mee, toen waren de mensen veel braver dan nu. Dat was in de tijd van de Fransen en Janneke had een winkel van peper en zout en zo, maar daar waren ook mensen die hun geweer daar lieten schoonmaken. En op een keer vielen de Franse soldaten daar binnen en ze vroegen 'Wat is dat hier, gij hebt hier geweren' en ze gingen overal kijken maar ze vonden niets als bloemen. Zijn heel winkelke hing vol rozen. Daarom heetten ze hem het heilig Janneke.
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Ordingen
Lees: Wie was wie in Sint-Truiden?, Sint-Truiden: Stedelijke openbare bibliotheek, 2011, p. 219-220.