Historisch en archeologisch belangrijke site met ruïne van de burcht, kerk en pastorie, waarvoor een herwaarderingsoperatie met nieuwe aanleg is gepland.
Beboomde en omgrachte castrale motte met op een hoogte de torenruïne uit 1171, als opperhof met donjon, voorafgegaan door het eveneens aanvankelijk omgracht neerhof met kerk en omringend kerkhof. De burchtgracht is ten westen bewaard en heeft een jonge beplanting van een rij Prunus serulata 'Kanzan' en Malus floribunda 'Lisette' bij een taxushaag. Haar tracé is herkenbaar ten oosten van de kerk met kerkhof en de pastorie, aan de voet van de burchtheuvel. De site neemt de oostelijke flank van de vallei van de Melsterbeek in en ligt ten noorden van de Romeinsesteenweg, in een bronrijk gebied.
Pastorietuin waarvan de site en het gebruik voor de 17de eeuw gedocumenteerd zijn dankzij de tekening in het kaartboek van de abdij van Averbode. De pastorie en haar bijgebouwen (nr. 1 op de tekening aangeduid als 'huysinge ende mesthoff') liggen halfweg de heuvel van de kerk en ten westen van de ruïnetoren. Daar sluit een grote 'boomgaert' (nr.2) op aan. Onderaan de heuvel geeft een architecturaal uitgewerkt poortje toegang tot de omtuinde, omhaagde en omgrachte 'moeshof' (nr. 3) van zes bedden, naast de eveneens omhaagde en omgrachte 'sophoff' (nr. 4) (drukfout voor hophof?) en 'den dries achter de thiende schuer' (nr. 5). Het Primitief kadasterplan geeft dezelfde configuratie met pastorie en bijgebouwen (perceel 301 en 302), smalle tuin bij de gebouwen (perceel 300), boomgaard (perceel 299), en onderaan een omgrachte moestuin (perceel 295 en perceel 296) die toegankelijk is via een gebouwtje (perceel 297) dat over de gracht is gelegen. Waar voorheen de dries en tiendenschuur lag is nu een vijver (perceel 298) allicht de karpervijver van de Norbertijnerpastoor. Ook vandaag is deze situatie afleesbaar gebleven. De hoogstamboomgaard is langs de zuidzijde toegankelijk via een hek van smeed- en gietijzer, waarvan de bovenste spijlen in een lanspunt uitlopen.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Pastorietuin en aanleg rond de donjon van Brustem [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/303463 Geraadpleegd op 12-11-2019
Clement Cartuyvels was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek.
De bank Cartuyvels:
Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na.