Verloren gegane tuinen, met interessante ontwikkeling. Aanvankelijk waterburcht van feodale oorsprong met neerhof/opperhofstructuur, waarbij in de eerste helft van de 16de eeuw tuinen werden aangelegd. Sedert begin 17de eeuw commanderij van de Duitse Orde (Alden Biesen). Sedert de Franse revolutie kasteeldomein van de familie Pitteurs Hiégaerts met uitbreiding door inname van de oude dorpskerk, wijziging van de initiële structuur en nieuwe tuinaanleg. Door aanzienlijke oorlogsschade, gedeeltelijke wederopbouw maar verlies van het rijke interieur van het kasteel, de kunstcollectie, een deel van de neerhofgebouwen en de vermaarde tuinen.
Waterburcht en commanderij
Aanvankelijk was Ordingen de zetel van een heerlijkheid – in de 15de en 16de eeuw in handen van de familie van Horion –, met een waterburcht die op een strategische plek was opgetrokken: een waterrijk maar vruchtbaar gebied langsheen de Melsterbeek, op de grens met het keizerlijke Zepperen en nabij de grenzen van het Land van Loon, het prinsbisdom Luik en het hertogdom Brabant. Willem III van Horion, die ze in 1503 erfde en in 1556 stierf, was een renaissancist die contact had met Erasmus en het collegium Trilingue in Leuven, in Ordingen een nieuwe vleugel bouwde en er tuinen aanlegde. Na de dood van zijn kleinzoon Willem IV van Horion wordt in 1610 de heerlijkheid met kasteel verkocht aan Edmond Huyn van Amstenraedt, landcommandeur van Alden Biesen.
In de 18de eeuw wordt Ordingen in Les délices du païs de Liège geprezen om zijn vruchtbare en riante ligging met weids uitzicht op het land met zijn dorpen en mooie huizen en het kasteel als “un des plus agréable objets”. De beschrijving vermeldt dat de visrijke vijver “qui lui sert de boulevart” eveneens het neerhof en de donjon beschermt. Deze laatste zou, volgens een opschrift met het wapenschild van de Hemricourt en de Warfusée in 1090 gebouwd zijn en “promet encore une longue durée”. Het opperhof is kleiner dan het neerhof en heeft ruime, gerieflijke en goed ingedeelde appartementen.
Als kerkelijk goed verkocht, komt de burcht in de Franse tijd in het bezit van de familie Pitteurs, die er een kasteeldomein van maakt met een park in landschappelijke stijl. Combineert men de gegevens die men afleest op de ets van Romein de Hooghe uit 1700, de figuratieve kaart van Ordingen (niet gedateerd maar rond 1874 te situeren; het noorden ligt onderaan), de Ferrariskaart (1771-1775) en de tekening van Philippe de Corswarem (1759-1839) uit het begin van de 19de eeuw, dan krijgt men een vrij goed beeld van hoe Ordingen tot dan toe bestond.
Het bezat de klassieke neerhof-opperhofstructuur en was gelegen in een ruime rechthoekige watergracht, parallel aan de Molenbeek. Het was bereikbaar ofwel via een afslag van de grote weg die de dorpskerk (op de figuratieve kaart nr. 95) en de watermolen passeerde, ofwel via een korte rechte dreef in de boomgaard (nr. 99) die een beboomde laan vervoegde, parallel met de beek. Kerk en watermolen herkent men op de ets. Een brug over de zuidelijke gracht leidde naar het poortgebouw van het neerhof (nr. 1 'de commanderije met pachthoff moeshoff inbegrepen de omliggende wateren oft vijvers') en vandaar via een tweede, klimmende driebogige brug naar het opperhof. Ten westen, achter het neerhof lag binnen de gracht een ruime eilandtuin, daarachter een boomgaard (nr. 4 'den langen boomgaert der commanderije') en ten noorden een weide met fontein omringd door bomen (nr. 3 'de peerds oft fonijnweide'. Daarnaast lag een boomgaard (65 Brouckhoff boomgaert) en moestuinen (nr. 66 'pachterije warmoeshoff' en nr. 67 'met warmoeshoff en schure der molen'). Bij de verkoop als nationaal goed beschrijft men twee moestuinen met leifruit van peren en perzik tegen de gevel van de schuur en buiten de omgrachting een derde moestuin voor de pachter en drie boomgaarden.
Apartheid en landschappelijke aanleg
Ook op het Primitief kadasterplan (1823, herzien 1842) herkent men deze situatie, met kerk (perceelnummer 36) en watermolen (nr. 38, 47, 48). Naast de oude dreef (nr. 53) naar het neerhof (nr. 44) lag een tweede parallele rechtstreekse toegang over de gracht naar het opperhof (nr. 45). Twee bijgebouwen op de oostkant schermden het neerhof voor de kasteeelbewoners af en bakenden, na het dichten van de gracht tussen beide, een langgerekt ereplein af. In het verlengde van de nieuwe toegang kwam over de noordelijke gracht een nieuwe brug naar het park (nr. 50) met vijver (nr. 49).
Deze wijzigingen zijn ruimtelijke vertalingen van maatschappelijke veranderingen: het domein werd zoals ook het kasteel van Brustem, het Gravenhuis in Zepperen, het Bogaardenhof en het Speelhof in Sint-Truiden familiekasteel voor de nakomelingen van Jean Théodore Balthazar (1755-1807) en Henri Bonaventure Trudo Pitteurs Hiégaerts (°1762), die deze kerkelijke goederen hadden opgekocht. Ordingen, dat volgens de notitie van Philippe de Corswarem als Nationaal goed door Pierre de Libotton was gekocht, werd kort nadien het bezit van Charles Lambert Balthazar Pitteurs Hiégaerts (1797-1862), die ook burgemeester van het dorp was, volksvertegenwoordiger en agronoom. Hij werd opgevolgd door Léon (1876-1902) en Antoine (1896-1962) Pitteurs. In de 19de eeuw werd er ook een suikerfabriek uitgebaat, gelegen aan de overzijde van de weg naar Zepperen en sedert 1817 door een dreef met de steenweg Sint-Truiden – Tongeren verbonden.
De vroege landschappelijke aanleg die het Primitief kadasterplan laat vermoeden, vindt men ook op de Dépot-kaart (opname 1871, uitgave 1878) maar is verder geëvolueerd. De vijver is vergroot, het park doorsneden door lusvormige, op elkaar aansluitende wandelpaden, in functie van een rechtstreekse toegang tot het kasteelerf is de zuidelijke grachtarm gedeeltelijk gedicht en de gracht tussen neerhof en opperhof volledig. Dankzij een enclosure-operatie waarin het oude kerkje van Ordingen in 1858 verdween, kreeg het park een zuidelijke uitbreiding. Een lange dreef verbond de nieuwe toegang met de steenweg naar Tongeren en eindigde bij een nieuw smeedijzeren hek dat rechtstreeks toegang gaf tot het kasteelerf en het oude poortgebouw links liet liggen. Op de tweede uitgave van de kaart (revisie 1886, uitgave 1994) door het ICM, bleef de configuratie ongewijzigd (zie kasteel van Brustem).
Het familiefortuin liet toe gerenomeerde architecten als de Antwerpenaar Josse Schadde (1818-1894) en zijn leerling de Brusselaar Paul Saintenoy (1862-1952) aan te trekken om het kasteel ingrijpend te herbouwen in Vlaamse neorenaissancestijl, het weelderig in te richten en er een waardevolle kunstcollectie in onder te brengen.
Prentkaarten tonen het kasteel en park in deze hoogdagen. Een voor de tijd typische corbeille lag op het ereplein en de brug naar het park was geaccentueerd met een monumentaal uitgewerkt poortje in neorenaissancestijl. Het park bezat een uitzonderlijke verzameling bomen en bloeiende planten. Men kweekte ook eigen variëteiten zoals de Iep van Ordingen en de appelrassen 'Reinette de Pitteurs' en 'Baron de Pitteurs'. De collectie leeft nog voort in het Herbarium van meester Frans Creten uit 1891, bewaard in het Instituut voor Plantkunde van de Leuvense universiteit.
Het einde
Na de eerste wereldoorlog begon de neergang van Ordingen. Het oude neerhof werd gesloopt op de twee nog bestaande gebouwen na. Een bom tijdens de tweede wereldoorlog trof het kasteel, men dempte de eerste jaren van 1960 de gracht en verkavelde het park. Dit werd in 1931, 1962 en 1963 gekadastreerd.
Vandaag herinneren nog slechts povere sporen aan de verloren tuinen: de verwaarloosde dreef van grootbladige linde, begeleid door een haag van opgeschoten haagbeuk, naar de inrijpoort van het neerhof en het hek aan de toegang tot het ereplein bij het kasteel. De uitgestrekte boomgaard ten zuiden, grotendeels verjongd, bleef eveneens behouden.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Relict van de kasteeltuinen van Ordingen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/303483 Geraadpleegd op 12-11-2019
Dorpskenner Hubert Hoche (+) van Kerkom liet in 2002 een raadseltje oplossen, dat de Open Monumentendagfolder in 1990 open liet. Hoog in de kerktoren zit een verweerde steen met wapenschild ingemetseld. Met hulp van een verrekijker en het wapenboek van de Belgische adel kennen we nu wel het antwoord: Hyacinthe de Chestret, Luikenaar van formaat, liet er zijn merk achter.
Zeer waarschijnlijk sponsorde hij de heropbouw van de kerktoren in 1861 naar ontwerp van Isidore Gérard. Rond die tijd werd hij levenslang burgemeester van Kerkom. Hyacinthe was oud-militair, liberaal senator én suikerfabrikant in Bernissem. Hij trouwde in 1834 met de dochter de Selys van het lokale Alsterdomein. Voor een goed begrip: het gaat om het zogenaamde ‘Rood Kasteel’, waar zijn familie in 1889 het mooie kasteeltje bouwde midden in een groot Engels landschapspark. Paul Hayen (+) legde er later zijn stoeterij ‘Darby Farm’ aan. De dreef van aan de Naamse Steenweg leidt naar het ander, ‘Wit Kasteel’ van Kerkom, eigendom van de Brouckmans en later van Porreye.
In 1852 kreeg bietsuikerbaron de Chestret van Leopold I een echte titel met kroon. Die prijkt met z’n negen parels boven op het wapenschild. De geelgrijze mergelsteen heeft intussen wat parels laten vallen, maar het familielogo is nog best herkenbaar. In heraldisch jargon luidt het: doorsneden van zilver, met een leeuw van sinopel, gekroond met goud, getongd in keel, met op azuur drie zespuntige gouden sterren. Het schil is getopt met een baronnenkroon en gehouden door twee gekroonde en omgewende gouden leeuwen. De steen op de kerktoren toont nog twee gekruiste palmen onderaan. Natuurlijk zit er geen kleur (meer) op de mergel, maar in mensentaal heeft het schild beneden een groen leeuwtje op wit en bovenaan drie gele sterren op blauw. Twee gele leeuwen houden het blazoen recht. Die zien er met hun abnormaal naar buiten gekeerde muilen vervaarlijk lelijk uit.
Mergel is versteende kalkmodder, opgebouwd uit de skeletafval van zeediertjes, 66 miljoen jaren oud en gezaagd uit groeven in Zuid-Oost-Limburg. De juiste naam is Maastrichtersteen of krijtsteen. Architect Gérard gebruikte mergel ook voor versieringen aan zijn andere gebouwen, zoals het afgebrande kasteel van Nieuwerkerken, het afgebroken casino op het huidige Europaplein of het kerkje van Ordingen. Als Henegouwse leerling van de Gentenaar Louis Roelandt vestigde hij zich in onze provinciestad rond 1848, maar verliet ze in 1861 om stadsarchitect te worden in Hasselt. Hij vertrouwde op de zachte Limburgse steen die je kan bewerken met timmermansgereedschap zoals zaag en schaaf. Maar uitstekende reliëfdetails in mergel verweren gemakkelijk, zo bleek later.
De steen in gele mergel zit boven de ingangsdeur
Overigens heeft de Sint-Maartenskerk op de valleihelling van de Cicindria , ondanks de verwoestende brand van 11 januari 1975, nog wat leuke details in petto: jonker Laurens van Alster liet er zich in 1539 voor eeuwig verstenen in harnas, met lang ruiterzwaard en met de voeten rustend op z’n hazewind. Het kerkhof van Kerkom telt veel oude grafkruisen, al vanaf 1623, en op de hekpijlers zijn van de ingang zijn evangelieteksten gebeiteld.
Wie er het fijne van wil weten kan terecht in de stedelijke openbare bibliotheek, in het fonds Trudonensia, waar per dorp een documentatiemap is aangelegd. Over mergel is er de ‘Atlas natuursteen in Limburgse monumenten’ geschreven door Roland Dreesen en Michiel Dusar. Om wapenschilden te ontcijferen neem je best het ‘Wapenboek van de Belgische adel van de 15de tot de 20ste eeuw', in 1992 geschreven door Paul Janssen en Luc Duerloo.