Zogenaamd "Hoeve Nicolaï", aan de straat gelegen, gesloten hoeve met jeneverstokerij, in kern opklimmend tot 1665 (naar verluidt gedateerd op de oude gevel van het woonhuis), doch sterk aangepast begin 20ste eeuw.
De oostvleugel is van baksteen, de andere gedeelten zijn in stijl- en regelwerk, waarvan de oorspronkelijke lemen vullingen grotendeels door baksteen zijn vervangen; zadeldaken met Vlaamse pannen voor de dienstgebouwen, mechanische pannen voor het poortgebouw en kunstleien voor het woonhuis; ruim, rechthoekig, geplaveid erf. Ten oosten, poortgebouw (tweede helft 17de eeuw) met een verankerde, kalkstenen rondboogpoort met negblokken en sluitstenen; erboven een rechthoekig, kalkstenen venstertje met diefijzers; behouden rechter zijpuntgevel met aandak, vlechtingen, top- en schouderstukken.
Links ervan, woonhuis van 1921, vijf traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (nok evenwijdig aan straat), met oeils-de-boeuf en een centrale torenachtige verhoging, voorzien van een vorstkam. Getoogde vensters in een gecementeerde omlijsting. Ernaast, links, lager woongedeelte van twee traveeën en twee bouwlagen, onlangs vernieuwd.
Ten noorden, stallingen met sterk aangepaste muuropeningen. Ten zuiden, stallingen met grotendeels aangepaste muuropeningen, doch twee behouden rondboogdeuren in een rechthoekige, verankerde omlijsting van kalksteen, voorzien van negblokken. Ten westen, ruime, dubbele dwarsschuur met bovenregister in stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen, en onderbouw volledig van baksteen; twee houten poorten en een rondboogdeurtje zoals hoger beschreven; achtergevel in leembouw.
Achter, en in symbiose met de hoeve, werd circa 1905-'06 een industriële landbouwstokerij opgetrokken. Deze bleef actief tot circa 1930, werd nadien nogmaals in werking gesteld in 1945, maar viel einde 1946 opnieuw stil bij gebrek aan grondstoffen. De installatie werd nooit ontmanteld, waardoor het complex een uniek geheel vormt.
Hoog industrie gebouw, met kelderverdieping en vier bouwlagen, onder afgesnuit zadeldak (pannen) met nok loodrecht op straat. Aan noordzijde aanbouw van twee bouwlagen, onder lessenaarsdak (machine- en ketelhuis), geflankeerd door aangebouwde ronde fabrieksschouw; aansluitend ten zuiden en ten oosten van de stokerij: stapelruimten en loodsen, onder zadel- of lessenaarsdaken.
Aan westgevel zijn een houten bureeltje op gietijzeren kolommen, en een geklonken plaatijzeren draf-bak aangebouwd.
De toegang tot de stokerij (via een ijzeren trapje) bevindt zich in de noordgevel, evenals de traditionele hijskap met de laadvensters. Getoogde vensters met ijzeren roedeverdeling, en op hardstenen dorpels. De gevels zijn verankerd, en onder de dakgoot afgeboord met tandlijst en overhoekse muizentand.
Interieur: bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken, rustend op zware I-balk; laatst genoemde is ondersteund door gietijzeren kolom, en gevat in kolomhoofd, waarop - doorheen de gewelflaag - de voet van een kolom op de hoger gelegen verdieping rust.
Technische installatie quasi volledig bewaard. Lancashire-stoomketel met geklonken vlak ketelfront, vlakke vuurgangen en stoomdom, Jacques Piedbceuf, Jupille, 1896, N 1621, 6 atm. (tweedehands in 1905, waarschijnlijk afkomstig uit de toenmalige suikerfabriek van Bernissem). Horizontale monocilinder stoommachine, met dubbelwerkende zuiger en vrije condensatie (?), Ateliers de Construction Gerard Denisty, Châtelineau, circa 1905 (?); twee rechtstreeks aangedreven voedingspompen; dynamo verdwenen.
Stook-installatie: in eerste bouwlaag onder meer op centrale assen aangesloten voedingspompen (werkend op waterput in de kelder), geklonken met metalen mengkuip (firma: VVe Ed. Verbeeck), moutverdunner, distillatiekolom (reikt tot aan de zoldering van de derde bouwlaag, verwarmer in derde bouwlaag inbegrepen), koperen continu-rectificatie-kolom reikt tot in de tweede bouwlaag (brevet E. Barbet & Fils & Cie, Parijs, geleverd door de firma VVe Ed. Verbeeck uit Brussel, en geplaatst vlak na de eerste wereldoorlog), proefglaasje, en dergelijke meer; in afzonderlijk lokaal: een aantal houten gistingskuipen, en aanpalend het "bijzonder lokaal" der accijnzen. In de tweede bouwlaag onder meer een afkoeler, twee foezel-bakken, warmwatertank en drijfwerk der graanmolen; laatst genoemde is ondergebracht op de derde bouwlaag, evenals een koudwatertank, een mengbak, en dergelijke meer. Op zolderverdieping: watertanks.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Hoeve Nicolaï en jeneverstokerij [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23103 Geraadpleegd op 12-11-2019
In de Abtsvleugel, boven de Keizerszaal, kan je de bibliotheek bezoeken van de leerkrachten van het Klein Seminarie en de Normaalschool. Er is geen band met de bibliotheek van de vroegere Benedictijnenabdij (gedrukte werken vanaf +-1450) of met het Klein-Seminarie (1589) uit het Ancien Régime, beiden verspreid geraakt na 1794 bij de Franse bezetting. Uitzonderlijk zijn een drietal abdijboeken opnieuw in de Seminariebibliotheek terechtgekomen.
In 1831 werd het Klein Seminarie van het bisdom Luik heropend in Rolduc. De bibliotheek was samengesteld uit boeken afgestaan door het Groot Seminarie te Luik, vooral de collectie van kanunnik Ernst. Later vooral (testamentaire) schenkingen van priesters en leerkrachten. Soms ook aankopen vb. de bibliotheek van professor-provisor Jozef Schoofs in 1943. Rond 1900 een vijftigtal tijdschriften.
Door de scheiding van de beide Limburgen in 1839 zocht de Luikse bisschop Van Bommel een nieuwe vestiging voor zijn Klein-Seminarie aan de Belgische kant van de nieuwe grens. Het werd de oude abdijstad Sint-Truiden, waar op de grondvesten van de grotendeels afgebroken Benedictijnenabdij vanaf de jaren 1844 een nieuwbouw naar ontwerp van de Gentse architect Louis Roelandt verscheen.
De oude Abtsvleugel werd gebouwd vanaf 1751 en kende opeenvolgende herinrichtingen. Deze vleugel werd gespaard bij de afbraakwoede in de Franse tijd. De bibliotheek met de houten wandrekken dateert uit de historiciserende neo-classicistische verbouwingsperiode 1839-1843. De staande rekken zijn van latere datum. De functie van deze ruimte voor 1839 is niet gekend. Rond de bibliotheek lagen westelijk het fysicalokaal, de liftkoker en een bergplaats, noordelijk het kabinet natuurlijke historie en het lokaaltje van de bibliothecaris. Oostelijk bij de traphal was het leeskabinet.
Deze bibliotheek had een afgesloten karakter, vertrouwend op de kleine groep gebruikers. De bibliothecaris was een cumulfunctie voor een professor. Het Klein Seminarie bestond uit een humaniora en uit de twee eerste opleidingsjaren voor het priesterschap met vooral filosofie. Vakken in de bibliotheek : theologie, filosofie, klassieke talen, Frans en geschiedenis. Ook kerkelijk recht, Duits, Nederlands en wetenschappen.
In totaal 25.000 drukken, waarbij een 8.500 gedrukt voor 1840, en ook een 80-tal handschriften. Het archief van het voormalig Klein Seminarie wordt er ook bewaard.
Voor de leerlingen waren er per leerjaar of vereniging – literair of religieus - kleine bibliotheekjes opgebouwd.
De teloorgang begon na de eerste wereldoorlog, toen het Klein Seminarie de nadruk legde op de middelbare opleiding in plaats van het hoger onderwijs. Na het vertrek van de filosofiejaren in 1966 was de bibliotheek ten dode opgeschreven. De brand in 1975 spaarde gelukkig de abtsvleugel. In 1985 nam de Provincie Limburg deze vleugel in erfpacht van het Bestuurscollege van het Bisschoppelijk Seminarie van Hasselt en bracht er het Provinciaal Documentatiecentrum Cultureel Erfgoed of Abdij Sint-Truiden onder, in al 1979 uitgebreid met de bruikleen van het Fonds Govaerts, een 10.000-tal boeken. Het fonds Govaerts is de persoonlijke bibliotheek van priester Emiel Govaerts (1869-1946) en van zijn broer priester Jan Govaerts (1896-1971). Deze laatste was archivaris van het bisdom Luik en liet de bibliotheek na aan de vzw. Vrienden van het Begijnhof te Sint-Truiden.
In 1993 nam de Stad Sint-Truiden deze erfpacht over. Bij het terugtrekken van de Provincie Limburg uit de vroegere Abdij werden het Fonds Govaerts, bij testamentaire beschikking verplicht binnen Sint-Truiden te bewaren, en de Seminariebibliotheek overgelaten aan het Stadsbestuur van Sint-Truiden. De al begrote plannen van de Provincie om in de bibliotheek een documentatiecentrum te vestigen na verbouwing en vervanging van de rekken raakten in de koelkast. Momenteel beheert de stadsarchivaris deze verzamelingen in situ. In 1997 verscheen een catalogus van de 16de-eeuwse drukken bewaard in Limburgse bibliotheken. Hierbij waren 204 edities uit de Seminariebibliotheek en 3 uit het Fonds Govaerts. Vanaf 1978 werd een voorlopige inventaris van het Fonds Govaerts opgesteld. Ongeveer de helft van de boeken hebben oude kunst als onderwerp.