Gesloten hoeve, thans opgesplitst in twee bedrijven eertijds met trapezoïdaal erf; omringd met boomgaarden en door een zandweg met de Gierstraat verbonden.
Kern uit de 17de eeuw, ingrijpend verbouwd tijdens de 18de eeuw maar vooral tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw. Baksteenbouw onder zadeldaken (Vlaamse pannen).
Oudste kern alleen nog zichtbaar in het opgesplitste woonhuis ten noorden van het erf, van de zesde tot tiende travee; twee bouwlagen op gecementeerde plint. In de noordelijke voorgevel, gedichte en verbouwde houten klooster- en kruiskozijnen. Kalkstenen rondboogpoort met negblokken in de zesde travee; kalkstenen rondboogdeur gevat in een rechthoekige omlijsting met negblokken en steektrap, in de tiende travee; gesmeed ijzeren muurankers. De zuidgevel aan de erfzijde vertoont vensters van het hoger beschreven type.
Stalling uit de tweede helft van de 18de eeuw, ten oosten van het erf; rechthoekige muuropeningen in vlakke kalkstenen omlijstingen voor vensters, luiken en staldeuren. Overige vleugels sterk verbouwd.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Gesloten hoeve [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23080 Geraadpleegd op 12-11-2019
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.