Restant van een parkje in landschappelijke stijl met pittoresk karakter uit het derde kwart van de 19de eeuw, ten zuiden van het voormalig kasteel uit de tweede helft van de 18de eeuw.
Het is een ouder goed dat in 1887 door Arthur Verhaegen werd gekocht. Het was aanvankelijk een buitenplaats met een parkje met zeldzame boomsoorten en waarbij wel 84 ha land hoorde. Verhaegen verhuurde de gebouwen aan de Zusters van Liefde die ze naderhand, ondermeer in 1896 uitbreidden in functie van de nieuwe bestemming als achtereenvolgens weeshuis, landbouwschool en lagere school. Een postkaart van het schoolcomplex toont uitgestrekte moestuinen. Op de Dépot-kaart van 1871 (uitgave 1877) is het goed nog een kasteel en het besloeg met zijn aanhorigheden en park een driehoekig terrein, begrensd door drie straten, zoals nu nog het geval is. De ICM-kaart van 1894 geeft de toestand van 1885 weer met een ongewijzigd park maar wel veranderingen in de gebouwen. Het goed wordt nog steeds château genoemd. Op de Stafkaart van 1949, na revisies op het terrein van 1933 en 1949, is het pas couvent, zijn de gebouwen aanzienlijk uitgebreid en is het park gereduceerd tot de zone ten zuiden. Men herkent er de huidige situatie in. Centraal bij het voormalig kasteel, ligt er een licht aflopend grasveld (in de noordoostelijke hoek als speelplaats verhard) met een middenpad tussen resten van taxushagen, een rondweg langs solitairen en een open bomengordel, uitkijkend op het lager gelegen landschap. Samen met de bomen zijn het de enige sporen van de parkaanleg.
De toegang aan de Battellestraat wordt afgesloten door een monumentaal, rood geschilderd neoclassicistisch hekwerk uit het einde van de 19de eeuw. Het sluit het erf af van een recent wooncomplex en is het overblijfsel van een gesloopte school van het klooster der Zusters van Liefde. Acht traveeën op een lage bakstenen muur met deksteen van blauwe hardsteen en twee vierkante hoekpijlers met sokkel, ingediepte voegen en geprofileerde deksteen, aansluitend op de hoge bakstenen omheinigsmuur. Zeven gietijzeren zuilen met geprofileerde basis, geringde en gecanneleerde schacht, versierde deksteen en topbekroning. Vierkante onder- en dubbele bovenregels, centraal versierd met lopend krulwerk. Ronde spijlen met lanspunt, verankerd in de plint. Poortvleugels met klimmend beloop der spijlen en decoratief krulwerk aan de regels.
Bomen (het cijfer tussen haakjes geeft de stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte)
Aan de Halingenstraat een rij van zomereik (Quercus robur) en moseik (Quercus cerris), een gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en op de hoek een misgroeide bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'). Verder: vederesdoorn (Acer negundo); haagbeuk, rode bastaardpaardekastanje (Aesculus x carnea), oude exemplaren van gewone taxus (Taxus baccata), witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum), zoete kers (Prunus avium). Naast bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (236, 272 cm), smalbladige es (Fraxinus angustifolia) (190 cm), Weymouthsden (Pinus strobus) (200 en 202 cm), moseik (Quercus cerris) (232, 237 cm). In de noordelijke punt, en nu in het openbaar domein een Hollandse linde (Tilia x europaea) (190 cm) en twee witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) (230cm) tussen gras en kiezel.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Restant van het parkje van het Kasteel van Halingen [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/303488 Geraadpleegd op 12-11-2019
In de Abtsvleugel, boven de Keizerszaal, kan je de bibliotheek bezoeken van de leerkrachten van het Klein Seminarie en de Normaalschool. Er is geen band met de bibliotheek van de vroegere Benedictijnenabdij (gedrukte werken vanaf +-1450) of met het Klein-Seminarie (1589) uit het Ancien Régime, beiden verspreid geraakt na 1794 bij de Franse bezetting. Uitzonderlijk zijn een drietal abdijboeken opnieuw in de Seminariebibliotheek terechtgekomen.
In 1831 werd het Klein Seminarie van het bisdom Luik heropend in Rolduc. De bibliotheek was samengesteld uit boeken afgestaan door het Groot Seminarie te Luik, vooral de collectie van kanunnik Ernst. Later vooral (testamentaire) schenkingen van priesters en leerkrachten. Soms ook aankopen vb. de bibliotheek van professor-provisor Jozef Schoofs in 1943. Rond 1900 een vijftigtal tijdschriften.
Door de scheiding van de beide Limburgen in 1839 zocht de Luikse bisschop Van Bommel een nieuwe vestiging voor zijn Klein-Seminarie aan de Belgische kant van de nieuwe grens. Het werd de oude abdijstad Sint-Truiden, waar op de grondvesten van de grotendeels afgebroken Benedictijnenabdij vanaf de jaren 1844 een nieuwbouw naar ontwerp van de Gentse architect Louis Roelandt verscheen.
De oude Abtsvleugel werd gebouwd vanaf 1751 en kende opeenvolgende herinrichtingen. Deze vleugel werd gespaard bij de afbraakwoede in de Franse tijd. De bibliotheek met de houten wandrekken dateert uit de historiciserende neo-classicistische verbouwingsperiode 1839-1843. De staande rekken zijn van latere datum. De functie van deze ruimte voor 1839 is niet gekend. Rond de bibliotheek lagen westelijk het fysicalokaal, de liftkoker en een bergplaats, noordelijk het kabinet natuurlijke historie en het lokaaltje van de bibliothecaris. Oostelijk bij de traphal was het leeskabinet.
Deze bibliotheek had een afgesloten karakter, vertrouwend op de kleine groep gebruikers. De bibliothecaris was een cumulfunctie voor een professor. Het Klein Seminarie bestond uit een humaniora en uit de twee eerste opleidingsjaren voor het priesterschap met vooral filosofie. Vakken in de bibliotheek : theologie, filosofie, klassieke talen, Frans en geschiedenis. Ook kerkelijk recht, Duits, Nederlands en wetenschappen.
In totaal 25.000 drukken, waarbij een 8.500 gedrukt voor 1840, en ook een 80-tal handschriften. Het archief van het voormalig Klein Seminarie wordt er ook bewaard.
Voor de leerlingen waren er per leerjaar of vereniging – literair of religieus - kleine bibliotheekjes opgebouwd.
De teloorgang begon na de eerste wereldoorlog, toen het Klein Seminarie de nadruk legde op de middelbare opleiding in plaats van het hoger onderwijs. Na het vertrek van de filosofiejaren in 1966 was de bibliotheek ten dode opgeschreven. De brand in 1975 spaarde gelukkig de abtsvleugel. In 1985 nam de Provincie Limburg deze vleugel in erfpacht van het Bestuurscollege van het Bisschoppelijk Seminarie van Hasselt en bracht er het Provinciaal Documentatiecentrum Cultureel Erfgoed of Abdij Sint-Truiden onder, in al 1979 uitgebreid met de bruikleen van het Fonds Govaerts, een 10.000-tal boeken. Het fonds Govaerts is de persoonlijke bibliotheek van priester Emiel Govaerts (1869-1946) en van zijn broer priester Jan Govaerts (1896-1971). Deze laatste was archivaris van het bisdom Luik en liet de bibliotheek na aan de vzw. Vrienden van het Begijnhof te Sint-Truiden.
In 1993 nam de Stad Sint-Truiden deze erfpacht over. Bij het terugtrekken van de Provincie Limburg uit de vroegere Abdij werden het Fonds Govaerts, bij testamentaire beschikking verplicht binnen Sint-Truiden te bewaren, en de Seminariebibliotheek overgelaten aan het Stadsbestuur van Sint-Truiden. De al begrote plannen van de Provincie om in de bibliotheek een documentatiecentrum te vestigen na verbouwing en vervanging van de rekken raakten in de koelkast. Momenteel beheert de stadsarchivaris deze verzamelingen in situ. In 1997 verscheen een catalogus van de 16de-eeuwse drukken bewaard in Limburgse bibliotheken. Hierbij waren 204 edities uit de Seminariebibliotheek en 3 uit het Fonds Govaerts. Vanaf 1978 werd een voorlopige inventaris van het Fonds Govaerts opgesteld. Ongeveer de helft van de boeken hebben oude kunst als onderwerp.