Hoeve, gelegen in het vroegere centrum van het dorp, vlakbij de oude linde en het verdwenen huis van de schout.
Gesloten hoeve uit de tweede helft van de 18de eeuw met een gekasseide trapezoïdale binnenkoer.
Baksteenbouw met verwerking van kalksteen. Inrijpoort met duifhuis aangebracht in de zuidwestvleugel, haaks op het woonhuis; verankerde rondbooginrijpoort met negblokken aan de straatzijde, duifhuis met halfrond venster boven de houten latei aan de erfzijde.
L-vormig woonhuis deels onder zadeldak (Vlaamse pannen, nok loodrecht op straat), deels onder zadeldak met lagere nok, aansluitend op bakhuis en kalverenstal in het zuidwesten. Gevel aan tuinzijde van zes traveeën en twee bouwlagen. Getoogde vensters in vlakke kalkstenen omlijstingen met trapezoïdale sluitsteen. Getoogde deur in gelijkaardige omlijsting, met neuten, gestrekte kalkstenen tussendorpel en bovenlicht; kleine pui met dubbele steektrap.
Aan de erfzijde: vijf zichtbare traveeën, twee bouwlagen. Zelfde gevelordonnantie en afwerking; geen pui. Zuidelijke zijpuntgevel met aandak en muurvlechtingen (straatzijde), twee getoogde vensters met trapezoïdale sluitsteen per bouwlaag, en twee rechthoekige venstertjes in de geveltop.
Woongedeelte van één travee en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen), opgenomen in de haakse zuidwestvleugel met inrijpoort: gelijksoortige steekboogvensters en rechthoekige zoldervenstertje aan straatzijde. In dezelfde zuidwestvleugel, kalverenstal.
Naast de inrijpoort, aansluitend bakhuis: aan de erfszijde een rechthoekig houten kozijnraampje en getralied zolderkozijn, rechthoekige deuromlijsting op neuten; aan de straatzijde twee getoogde vensters met trapezoïdale sluitsteen en rechthoekige zolderluiken.
De kalverenstal heeft aan de erfzijde één bouwlaag met beluikt houten kozijnraampje en rechthoekig, getralied kozijnluik op de zolderverdieping. Een rechthoekige deur in vlakke kalkstenen omlijsting op neuten. Straatzijde: twee rechthoekige kalkstenen venstertjes op de zolderverdieping.
Noordwestvleugel met koestal en paardenstal onder zadeldak (Vlaamse pannen), met bij de zuidwestvleugel aansluitende nok. Rechthoekige venster- en deuromlijstingen, rechthoekige zolderluiken boven de deur van de paardenstal; kleine vierkante asemgaten in de voorts blinde straatgevel.
Wagenhuis ondergebracht in de noordoostvleugel van de dwarsschuur, onder zadeldak (Vlaamse pannen). Aan erfzijde, gemetste rondboogpoort onder rechthoekig luik in kalkstenen omlijsting. In de veldgevel, rechthoekige poort onder houten latei.
In de dwarsschuur, rondbooginrijpoort met negblokken aan de erfzijde, rechthoekige poort onder houten latei aan de veldzijde. Verlaagde zijpuntgevels en drie ruitvormige uilengaten in de top. Ten oosten zijpuntgevel met huiszegen van gesinterde baksteen.
Tegen de noordwestelijke veldgevel, haakse constructie uit de tweede helft van de 19de eeuw in stijl- en regelwerk met bakstenen vullingen onder zadeldak (Vlaamse pannen), als voormalige dorsmolen bediend door paardenkracht.
Tegen de westelijke zijpuntgevel werden tijdens de tweede helft van de 19de eeuw varkensstallen onder zadeldak met lage nok bijgebouwd (Vlaamse pannen); smalle asemgaten tussen de zes gemetste steekboogdeuren; getralied rechthoekig zolderluik met arduinen boven- en onderdorpel.
Bakhuis ondergebracht in de zuidwestvleugel.
Bron: Bevat overheidsinformatie, verkregen onder de modellicentie voor gratis hergebruik Vlaanderen v1.0. URI:
Agentschap Onroerend Erfgoed 2019: Gesloten hoeve [online] https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/23113 Geraadpleegd op 12-11-2019
Eén van de mooiste zalen in het land. De academiezaal van het Klein-Seminarie onderlijnt de betekenis van deze instelling als het intellectueel centrum van Limburg vanaf 1843 tot na de Tweede Wereldoorlog. Daarbij was vooral na de lessen aandacht voor Nederlandse letterkunde.
De Gentse stadsarchitect Louis Roelandt was door de test
aangezocht om hun hospitaal voor geesteszieke vrouwen te bouwen. Hij ontwierp ook samen met zijn leerling Isidore Gerard de neogotische toren van de hoofdkerk.
Door de scheiding van de beide Limburgen in 1839 moest het Klein-Seminarie van het bisdom Luik verhuizen van Rolduc, nu Nederlands gebied, naar de vroegere abdijsite in Sint-Truiden. Bisschop Van Bommel besefte het belang van dit opleidingscentrum. Bij het enorme complex in de binnenstad was ook een a salle de rhétorique voorzien voor de seminaristen. Het werd tussen 1845 en 1852 een achthoekige centraalbouw met korinthische gegleufde zuilen onder een bijzonder rijkelijk uitgewerkte stucwerkzoldering
. De amfitheatervorm zorgt voor een intimistische verbondenheid van publiek met acteurs op de parterre en een goede akoestiek.
In 1845 was in de zaal het taalgenootschap Utile Dulci actief dat het Nederlands beoefende. Ook een Franstalige tegenhanger, de Société de littérature française, kortweg de Academie, was er bedrijvig. De Vlaamse ontvoogdingsstrijd zorgde af en toe voor wrijvingen, maar uiteindelijk liep toch iedereen in de pas.
Bij de start van de restauratie in 1986 door Herman Vanmeer in opdracht van erfpachthouder stad Sint-Truiden werd vooral de stabiliteit van de zaal hersteld en teruggegrepen naar de oorspronkelijke uitvoering van de "gradins" en de toneelscène. Voor het zitcomfort werd één rij verwijderd, wat het aantal zitplaatsen op 290 vastlegt, eventueel uitbreidbaar. De moderne lichtarmaturen zijn een ontwerp van Herman Blondeel. Een moderne foyer met technische ruimten werd aan de kant van het kerkveld toegevoegd.
Momenteel gebeuren in de akoestisch geschikte Academiezaal regelmatig muziekopnames en is een klassiek programma van internationaal niveau kamermuziek, kamerorkest en muziektheater uitgewerkt in het kader van de werking van cultuurcentrum de Bogaard.