De stad Mechelen groeide bij de Dijle en lag in de middeleeuwen dus op de vaarroute tussen Zoutleeuw en Antwerpen in het hertogdom Brabant. De abdij van Sint-Truiden had er ooit haar ambassade.
Het Groen Waterke, een vliet aan de Ankerbrug in de schaduw van de Sint-Romboutskathedraal, is het meest schilderachtige plekje van de stad om te fotograferen. Vlakbij liggen de vluchthuizen van belangrijke abdijen: Affligem, Tongerlo en Sint-Truiden. In de woelige 16de eeuw, toen protestanten in de Nederlanden rebelleerden, hielden de abdijen van het platteland graag een pied-à-terre binnen de veilige wallen van een stad. Die ‘refuge’ was ooit nuttig voor lobbywerk in vredestijd. Zeker in Mechelen, toen zowat de hoofdstad van de Nederlanden.
Ook in Sint-Truiden zochten abdijen en kloosters van de verre omgeving hun toevlucht. We kennen nu vooral nog de refuges van Averbode (Ursulinen) en Herkenrode (vroeger de ‘Broeders’ in de Schepen Dejonghstraat). Jozef Smeesters somt er in de catalogus ‘18de eeuw’ bij de Trudofeesten 1993 nog een hele reeks andere op. De refugie van de vrouwenabdij van Nonnemielen werd later legerkazerne en verdween voor het administratief centrum. De praktijk van zo’n vluchthuis vinden we bijvoorbeeld in het archief van de Zepperse begaarden. Die hadden hun toevluchtwoning in de Gangelofparochie. Ze verhuurden het in 1678 aan een edelman uit Aalst, met last om in oorlogstijd plaats te ruimen. De pachter van de kloosterhoeve kreeg in zijn contract de verplichting om in woelige tijden alle meubels naar Sint-Truiden te voeren. Hij kreeg daarvoor kost en drank. Ook het kloostergraan, waardevast kapitaal, werd altijd naar de zolder in de veilig omwalde stad gereden. Na het ontmantelen van de wallen en poorten in 1675 op bevel van de Franse zonnekoning lag het stadscentrum wel open en bloot.
De Truiense abt Joris Sarens was geboren in Mechelen in 1477. Zijn broer, kanunnik Willem, liet rond 1540 in zijn vaderstad een prachtig gebouw met traptorentje en drie vleugels rond een binnenplaats metselen. Een combinatie van roze baksteen met witte kalkzandsteen. Enkele jaren later erfden broer Joris en de abdij van Sint-Truiden het pand. In 1611 kwam het in louter Mechelse privéhanden. Een stoute Mechelse bron schrijft de verkoop toe aan het geldgebrek van onze abdij, geplaagd door de Opstand in de Nederlanden en Luik.
De ranke traptoren is alleen onderaan nuttig, de rest is pure pronk en status. Wel een boeiende, hoge uitkijkpost in een tijd toen de mensen niet vlogen. Je kan het best vergelijken met het Antwerps torentje in het stadskwartier te Bokrijk. Het beschermde gebouw, lange tijd archief van het aartsbisdom, is in 2000 op kosten van de provincie Antwerpen schitterend gerestaureerd. Het doet onder meer dienst als conferentieplek voor de Belgische bisschoppenraad. De Antwerpse deputatie gaf bij de restauratie een glossy brochure uit in 2000.
De burgemeesters die bouwden of verbouwden aan het stadhuis lieten hun naam na in de vorm van hun familiewapen. Dat gebeurde zowel bij de torenheropbouw in 1606, de nieuwbouw van het stadhuis in 1759, de inrichting in 1788, de restauratie in 1927 en de actuele restauratie en nieuwe inrichting afgerond in 2016.
Burgemeesters van voor 1795 waren vooral belastinginners en verdelers van stedelijke taken, anders dan de burgemeesters vandaag. De geschilderde wapens uit 1788 in de vroegere raadszaal, nu trouwzaal, zijn niet steeds met heraldische nauwkeurigheid bijgeschilderd in de loop der jaren.
Keel = rood, sabel = zwart en lazuur = blauw.
Jan Lycops1606: gedeeld, in I van keel met gouden korenschoof, in II van goud een huismerk van sabel in de vorm van een patriarchaal kruis onderaan heraldisch rechts herkruist. Belforttoren gevel.
Willem Preuveneers 1606: van keel met gouden keper beladen met drie meerlen in sabel en vergezeld van drie zilveren scheerdersscharen met de punt naar onder. Belfortoren gevel.
Baudoin Moers 1759: van goud met drie morenhoofden van sabel, met wrongen van zilver, geplaatst 2-1. Schoorsteenlambrizering vroegere raadszaal.
Maurice Schoenaerts 1759 in zilver een Boergondisch kruis van sabel met over alles heen een zilveren schelp. Schoorsteenlambrizering vroegere raadszaal.
Jean Barthélemy Balthazar de Pitteurs (-Hiegaerts) 1788: van zilver met een groene klimmende leeuw, rood geklauwd en getongd met schuinbalk van goud, beladen met vier zwarte koeken. Plafondlijst vroegere raadszaal.
Trudo Luesemans 1788: gevierendeeld, in I en IV geschaakt van keel en goud in vier rijen, elk van vier vakken. II en III in zilver drie ruiten van lazuur, geplaatst 2-1. Plafondlijst vroegere raadszaal.
Paul Cartuyvels 1927: op lazuur een zilveren, zwemmende zwaan met in het schildhoofd twee gouden sterren. Gebeeldhouwd onder het Trudobeeld in de belforttoren.
Veerle Heeren 2016: in goud een leeuw van keel, met kop en manen van sabel, geklauwd en getongd van lazuur, een gekanteeld schildhoofd van lazuur, bezaaid met venussymbolen van goud. Ingemetseld in de inkomhal.