De oudste documenten van de hoeve gaan terug tot 1642. De brouwerij was er toen al Het was een kleinschalige brouwerij, zoals men die toen op vele grote hoeven aantrof .Het poortgebouw dateert van de 17 de eeuw en het woonhuis links is van 1921 .
Ossen werden er vetgemest. Er was ook een tabaksplantage en een paardenfokkerij.
Deze oude alcoholstokerij ligt er sedert ca. 1948 verlaten bij. De stokerij werd in 1907 toegevoegd aan een landbouwwinning die reeds meer dan 350 jaar in het bezit van dezelfde familie is. De oudste documenten in verband met de hoeve dateren uit 1642. Op deze winning werd in de loop der eeuwen een verscheidenheid aan activiteiten uitgeoefend: er was onder meer een ossenvetmesterij, een tabaksplantage, een paardenfokkerij en de laatste eigenaar (Au)gust Nicolaï verkocht er zelfs bouwmaterialen. Bouwheer van de stokerij was Emile Nicolaï, die net als zijn grootvader en vader burgemeester van Wilderen was. Uit de archieven blijkt dat bij de bouw van de stokerij het bedrijf Frans Claes-Lekens betrokken was.
Deze stokerij vormde in vele opzichten een ideale aanvulling bij de bestaande hoeve; Het stoken was voornamelijk een activiteit voor de wintermaanden, zodat het arbeidsproces op de hoeve nooit volledig werd lamgelegd. Een ander niet te versmaden voordeel bestond erin dat de draf of de speoling ingeschakeld werd in de vetmesterij. Het voederen met dit zeer eiwitrijke voedsel, in combinatie met het gebruikelijke droge voer van de winter, zorgde voor uitzonderlijk mals vlees. Bovendien stelden de veetelers ook vast dat de aanpassing van de dieren bij de overgang van dit gecombineerd wintervoedsel naar vers groenvoer op het weiland vlotter verliep. Ook de grondstoffen voor de stokerij, namelijk maïs en gerst, werden op de winning geteelt.
In de eerste jaren – tussen 1907 en 1913 – viel de stokerij binnen het accijnsbegrip onder de landbouwstokerijen. Op dat ogenblik werd enkel flegma, een halffabrikaat, geproduceerd. Dit werd verkocht aan fijnstokerijen, zoals onder meer die van André Claes in Kermt, de ‘Distillerie La Perle’ in Hoei, die van Van Zuylen in Luik en die van R. Tuyls in Brussel. In 1913 werd bij de firma Vve Ed. Verbeeck in Brussel een redtificeerkolom aangekocht, zodat ook ter plaatse een fijnstooksel kon worden aangemaakt. De jenever werd ook gebotteld en versneden, waarna ze aan de man werd gebracht in de zogenaamde ‘stoopkes’ met de inscriptie ‘Distillerie – Nicolaï f(rères) – Wilderen’.
De stokerij overleefde de crisissen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog en de invoer van de wet-Vandervelde in 1919. Deze wet verbood de verkoop van alle dranken met een alcoholgehalte boven de 18° in openbare drankgelegenheden. In 1930 viel de productie, wellicht omwille van een gebrek aan grondstoffen als gevolg van de economische crisis, volledig stil. De stokerij, die tijdens de Tweede Wereldoorlog ontsnapte aan de opeisingen van de Duitsers, werd rond 1946 verhuurd aan Fernand Bruynincx uit Dendermonde / Leuven. Pas in 1948 beschikte de huurder over de nodige grondstoffen om het bedrijf - zij het slechts voor enkele maanden – terug op te starten. Na deze opflakkering werd het stoken hier definitief stopgezet. De volledige installatie bleef ter plaatse bewaard, zodat zowel het opwekken van energie met de stoomketel, als het stookproces zelf duidelijk afleesbaar is. Dit proces startte, gebruikmakend van de zwaartekracht, op de zolder van het gebouw. Vandaar gingen de grondstoffen via de molenstenen naar de macerateur of beslagkuip, naar de gistvaten, naar de destilleerkolom (halfproduct flegma) en tenslotte naar de rectificeerkolom. Ook de typische accijnstafel en het ‘bijzonder lokaal’ ontbreken hier niet. De taks werd berekend op het alcoholvolume/percentage, uitgedrukt in de afkorting % Vol.. Voor het stoken moest een schriftelijke stookvergunning worden aangevraagd. Hierop werden onder meer de nummers van de gebruikte gistvaten ingevuld, de duur van de bewerkingen, de vermoedelijke hoeveelheden flegma en alcohol die gestookt zouden worden. De accijnsbeambten bleven tijdens het stookproces aanwezig. Ze deden metingen met behulp van alcohol- en temperatuurmeters en controleerden het overpmompen van de alcohol van het meetvat naar de lagerings (of rijpings-) tank.
De stokerij met inboedel en de bijbehorende hoeve werden in 1984 beschermd. Ondertussen was de ossenstal ingestort en leek het erop dat de hoevegebouwen in vakwerk binnenkort hetzelfde lot beschoren waren.
In 2007 kochten Mike Janssen en Roniek Van Bree deze Haspengouwse hoeve en restaureerde de sterk in verval geraakte gebouwen. In 2009 werd er begonnen met een grondige restauratie. Op de plaats waar er in vroegere tijden de ossenstallen stonden staat er nu een hypermoderne brouwerij. Bij de restauratie zijn de oude voorgevels van het gebouw volledig gestut en gerenoveerd. Het hedendaagse architecturale ontwerp zorgt voor een aangename spanning tussen het monument van de oude stokerij en het moderne gebouw van de brouwerij. De brouwerij is te bezichtigen en te ontdekken tijdens de rondleidingen. Er werd een nieuwe brouwerij van Italiaanse makelij en distilleerderij geïnstalleerd en sinds 2011 brengt men 2 bieren (Tripel Kanunnik en Wilderen Goud ) , een jenever ( Wilderen Graanjenever ),een gin ( Double You Gin ) en een 3de distillaat ( Wilderen Eau- de- Bière ) op de markt . Later volgden 2 nieuwe bieren ( Wilderen Kriek en Cuvée Clarisse ) en in 2014 brachten ze een whisky ( Wild Weasel ) nog later een rum ( Omerta). Men zit er zeker niet stil. Toegang tot de brouwerij bevindt zich in de Zoutleeuwse steenweg.
De burgemeesters die bouwden of verbouwden aan het stadhuis lieten hun naam na in de vorm van hun familiewapen. Dat gebeurde zowel bij de torenheropbouw in 1606, de nieuwbouw van het stadhuis in 1759, de inrichting in 1788, de restauratie in 1927 en de actuele restauratie en nieuwe inrichting afgerond in 2016.
Burgemeesters van voor 1795 waren vooral belastinginners en verdelers van stedelijke taken, anders dan de burgemeesters vandaag. De geschilderde wapens uit 1788 in de vroegere raadszaal, nu trouwzaal, zijn niet steeds met heraldische nauwkeurigheid bijgeschilderd in de loop der jaren.
Keel = rood, sabel = zwart en lazuur = blauw.
Jan Lycops1606: gedeeld, in I van keel met gouden korenschoof, in II van goud een huismerk van sabel in de vorm van een patriarchaal kruis onderaan heraldisch rechts herkruist. Belforttoren gevel.
Willem Preuveneers 1606: van keel met gouden keper beladen met drie meerlen in sabel en vergezeld van drie zilveren scheerdersscharen met de punt naar onder. Belfortoren gevel.
Baudoin Moers 1759: van goud met drie morenhoofden van sabel, met wrongen van zilver, geplaatst 2-1. Schoorsteenlambrizering vroegere raadszaal.
Maurice Schoenaerts 1759 in zilver een Boergondisch kruis van sabel met over alles heen een zilveren schelp. Schoorsteenlambrizering vroegere raadszaal.
Jean Barthélemy Balthazar de Pitteurs (-Hiegaerts) 1788: van zilver met een groene klimmende leeuw, rood geklauwd en getongd met schuinbalk van goud, beladen met vier zwarte koeken. Plafondlijst vroegere raadszaal.
Trudo Luesemans 1788: gevierendeeld, in I en IV geschaakt van keel en goud in vier rijen, elk van vier vakken. II en III in zilver drie ruiten van lazuur, geplaatst 2-1. Plafondlijst vroegere raadszaal.
Paul Cartuyvels 1927: op lazuur een zilveren, zwemmende zwaan met in het schildhoofd twee gouden sterren. Gebeeldhouwd onder het Trudobeeld in de belforttoren.
Veerle Heeren 2016: in goud een leeuw van keel, met kop en manen van sabel, geklauwd en getongd van lazuur, een gekanteeld schildhoofd van lazuur, bezaaid met venussymbolen van goud. Ingemetseld in de inkomhal.