Honderdduizenden zelfbouwkapelletjes
Priester Fernand Mariën, eerst onderpastoor in Jette en later kloosterdirecteur en godsdienstleraar bij de Ursulinen in Tildonk, startte in 1956 een nationale actie ‘Regnum Mariae’. Op zowat alle huisgevels verschenen houten kapelletjes met daarin een Italiaans plaasteren beeldje van de Madonna. De distributie kaderde in een Mariaal offensief van twaalf weken in de parochie met een propagandadag en een “koninginnedag” waarbij iedereen zijn zelfbouwkapelletje kon afhalen. Voor het vensterglas moest je zelf zorgen, want in principe was het kleinood gratis. Giften werden in dank aanvaard. Bij het overlijden van de initiatiefnemer in 1978 zouden er een kwart miljoen gevelkapelletjes verspreid zijn.
In de loop van de actiejaren veranderde het kapelmodel. Kenmerkend bleven de Maria-M getopt met kruisje en het gekroonde M-monogram dat verwees naar het Rijk van Maria. In de laatste fase waren de gevelkapelletjes actueel gestroomlijnd en in kunststof uitgevoerd. De honderden houten exemplaren in Sint-Truiden hebben de tand des tijds meestal niet overleefd. Ze worden zeldzaam.
In 1879 werd een spoorlijn geopend tussen Neerlinter en Tongeren. Vooral bedoeld om in onze omgeving bietsuikerfabrieken (Ordingen en Bernissem) en de opkomende fruitexport naar het Duitse Ruhrgebied te bedienen. Door het heuvelige terrein waren dijken en doorsnijdingen noodzakelijk. Zo ook op de Honsberg op het drielandenpunt tussen Ordingen-Rijkel-Zepperen, met overbrugging.
Het private project voor Aken-Brussel mocht niet concurreren met de bestaande staatslijn Tienen-Luik en werd dus beperkt tot een kronkelend tracé Neerlinter-Tongeren. Aanvankelijk waren er ook weinig haltes (Zoutleeuw, Ordingen, Borgloon en Pringen), maar dat werd in 1897 aangevuld met haltes in Wilderen, Melveren, Bernissem, Hoepertingen, Kerniel en Jesseren) Daarom kreeg het bareelwachtershuisje uit 1878 in Wilderen in 1896 een heus station tegenover zich.
In de Eerste Wereldoorlog werkten de Duitsers aan de missing link Tongeren-Aken met viaduct in Sint-Martensvoeren.
In 1957 werd het personenvervoer op deze lijn 23 gestopt en vervangen door autobuslijnen. In 1968-1988 verdween ook het goederenvervoer voor lokale nijverheden. De sporen werden geleidelijk opgebroken tussen 1968 en 1989. In 1992 kwam er een toeristisch fietspad op het (deels) bewaard gebleven tracé.
Ordingen werd, weliswaar meer naar Zepperen toe, een draaischijf van goederen- en personenverkeer. En uiteraard kwam er de onvermijdelijke stationsherberg (1895). Het station maakte plaats voor de N718, bedoeld als oostelijke omleiding rond Sint-Truiden en aansluiting op de beruchte A24-autosnelweg., maar slechts uitgevoerd tussen Melveren en Ordingen.
Jammer genoeg waren spoorlijn en brug ook plaatsen van wanhoopsdaden en dramatische ongevallen. Zo ontdekten stationschef Miel Mommen en arbeider Lowieke Mertens in april 1943 'het lijk van een onbekende vrouwspersoon van ongeveer vijf- en twintig jaar'. De vrouw was ongelukkig op een betonnen seindraadpaaltje terechtgekomen bij haar ontsnappingssprong uit het Jodentransport XX vanuit de Dossinkazerne in Mechelen, gesaboteerd in Boortmeerbeek.
Nu is de spoorweg'zate' een verwilderde oase voor wild en vogels, hazelwormen, wijngaardslakken en dassen. Maar ook een magneet voor sluikstorters. Sommige delen van de spoorberm worden beheerd door natuurpunt omwille van de uitzonderlijke flora zoals knolsteenbreek, bosanemoon, slanke sleutelbloem, wilde marjolein, muskuskruid en brede wespenorchis.