Tegen maskers en dronkenschap, de anti-carnavallobby rond 1900

Gemaskerd de waarheid zeggen is de uitlaatklep in een autoritaire maatschappij.
Al eeuwen bestond het straatcarnaval waarbij men verkleed of met masker rond hoste van café tot café. Vaak werd er dronken een duchtig robbertje gevochten. De kerkelijke en burgerlijke overheid wou de zedelijkheid en de openbare orde zoveel mogelijk bewaren. Zo verordende het Truiense stadsbestuur in haar Maendachboek van eind februari 1707 dat het voor het nakende carnaval is verboden is zich te maskeren, zwart te maken of te verkleden, of om gemaskerde bals te geven of er aanwezig te zijn, of om thuis te laten maskeren op straf van 3 goudguldens of gevangenschap tot de betaling ervan.

In 1864 schetst een Truiens blad: Onze Peerden-Merkt van vastenavond maendag was goed voorzien: er waren ongeveer 1150 peerden ten koop aengeboden. De week erop besluit de journalist tevreden: De Vastenavond is dit jaer alhier, ondanks de ongewoon groote menigte maskeraden, rustig en vrolyk afgeloopen…De akelige amigo heeft ditmael de eer niet gehad een enkele tusschen zyne vier killige muren te ontvangen.
De Schildwacht, het blad van de anti-alcoholvereniging van kanunnik Senden waarschuwde midden maart 1892 uiteraard voor alcoholmisbruik, maskers en danspartijen als gevaarlijke vermaken bij Vastenavond. Rond 1900 organiseerden de redemptoristen via de lekenbroederschap van de Heilige Familie een anti-carnavalactie in de lokale pers: geen mommen toegelaten! Het Christen Vlaamsch Verbond Sint-Truiden pleitte bij de Gemeenteraad tegen Carnaval en zijnen sleep van zedelijke en stoffelijke ellende. Zij keren zich vooral tegen de maskeering en willen een hogere taks voor de houders van orchestrions, enz.

Ook het katholieke zaterdagblad De Tram steunde toen onzen achtbaren Burgemeester en onze wakkere politie in hun strenge maatregelen tegen uitzinnigheden, overdaad, losbandigheden, vertier en overdaad achter het masker. Enkele herbergiers lieten berichten dat bij hen gedurende al de Vastenavonddagen geen gemaskerden toegelaten worden, o.m. bij Domien Groffy aan de Varkensmarkt, lokaal van de Katholieke Vereeniging. De Stem van Haspengouw, opvolger van de Tram, roept enkele jaren later zijn lezers en het Truiervolk op de overdaden in drank en machtpartijen te vermijden om hun zuurverdiende dagloon niet te verbrassen tijdens Verloren Maandag of Carnaval, maar het op hun spaarboekje te zetten.
Ook in latere jaren zie we dat katholieke maatschappijen zoals het Davidsfonds probeerden hun leden met cultuurprogramma’s en ‘serieuze’ bals van de straat weg te houden op deze feestdag.

Maar de spektakelzin en de handelsgeest vonden mekaar toch. "De Tram" meldt op 30 januari 1904 dat de stoet van Verloren Maandag prachtig beloofde te worden met medewerking van de maatschappijen Harmonie der Gilde, Koninklijke Harmonie, de Vreugdegalm, de Kluchtige Vrienden, de Oudstrijders van 1870-1871, de Vereenigde Velorijders, de Singaleesen, de Vereenigde Mijnbewerkers. Als deelnemende handelaars noemt het blad de firma Baltus, gebroeders Goffin, gebroeders Massa, Emmanuel Vanslype, Louis Grené, August Sneyers, Gustave Bartholeyns, Emmanuel Schouberechts, Floriande Wamme, E. Poelmans en automobiel Keyenbergh. Kunnen we hier spreken van de eerste carnavalstoet? 


Lees: Rudi FESTRAERTS, Roger CLERINX en Willem DRIESEN, 4 x 11 Orde van de Commeduur. Het carnavalsgebeuren in Sint-Truiden van toen en nu, met foto's en getuigenissen door tijdsgenoten, Sint-Truiden: Stadscarnavalvereniging Orde van de Commeduur, 2014



ONTDEKKING VAN DE DAG

Meester Pruim en het schoolhuis

Het modelgebouw voor een lagere school in Aalst-bij-Sint-Truiden

In Aalst-bij-Sint-Truiden hadden ze meer dan honderd jaar geleden een kei van een schoolmeester. Een boerenzoon, geboren in 1866 en getrouwd met een rijke boerendochter Julia. Steven Prenau – in Aalst zeggen ze ‘Prenoe’ – werd bekend als opvoedkundige, schrijver en dichter. Rond 1900 kwam hij in anti-kerkelijk en activistisch vaarwater terecht.

Prenau’s bekroonde taalverhandeling tégen dialectinvloeden is in 1903 zelfs door de Vlaamse Academie uitgegeven. De onafhankelijke Steven had het niet begrepen op de klerikale maatschappij van toen. Hij werd een vrijzinnig taalflamingant, liberaal-socialist en stichter van het Sint-Truidense Willemsfonds in 1907. Prenau startte de Sint-Truidense liberale kranten ‘De Vrije Burger’ en ‘De Truienaar’. Hij had goede contacten met de Tongerse socialisten en met Kamiel Huysmans uit Bilzen. Zijn realistische novelle ‘Schele Jakke’ ging over een voddenraperszoon van het Zwart Water aan de Sint-Truidense stadsrand. Jakke was korte tijd varkenshoeder in een grote dorpshoeve. Hierin bewees de Haspengouwer Prenau in 1893 zijn bewondering voor het Franse voorbeeld Zola.

Door Prenaus toedoen liet de kleine landbouwgemeente Aalst in 1905 een juweeltje van een school bouwen langs de Borgwormsesteenweg. De hoofdonderwijzer woonde nu in een waar herenhuis met daarnaast een modelschool in twee aparte klassenvleugels. Academieleraar Fernand Moers van Sint-Truiden was de architect ervan. Echtgenote Julia stierf half november 1904 en in augustus daarop hertrouwde Prenau met zijn 25-jarige schoonzus en hulponderwijzeres Jacqueline Mélot, een Truiense handelaarsdochter.

Stevens boerensocialisme en ijver voor het staatsonderwijs kregen in Aalst en in Sint-Truiden geen applaus. Op een chique lunch bij de Provinciale Tentoonstelling in Sint-Truiden in 1907 had hij gedurfd om ongevraagd te speechen namens de Limburgse pers. ‘De Stem van Haspengouw’ – opvolger van de katholieke ‘Tram’ – sneerde: ‘Als niet komt tot iet, dan kent iet zijn eigen niet. Den hooghans die er kwam door boer en priester, versmaadt hen nu hoogmoedig’. Dat was een verwijzing naar de priester die boerenzoon Prenau hielp studeren en zijn diploma halen voor de Centrale examenjury. Zelf koos Prenau voor zijn literatuur de schuilnaam Steven ‘Boersen’, maar de strijdend katholieke kranten in Sint-Truiden hadden het over ‘Meester Pruim en Boer Peten’. Dat laatste verwees naar de liberale Velmse voorman. Andere koosnaampjes in de anti-pers: ‘opsteller van het modderblad De Truienaar’, ‘goddeloos schooldwergje’ of ‘officieelen schoolvos’. Prenau nam ontslag in 1910 en Davidsfondser Theo Strauven werd hoofdonderwijzer tot ‘groot geluk’ van de brave kranten. Stevens eega eiste als hulponderwijzeres de helft van het prachtige schoolhuis op, maar het vredegerecht in Sint-Truiden gaf het gemeentebestuur in 1911 gelijk. Prenau moest verhuizen. Hij werd leraar Nederlands in de Luikse Stedelijke Normaalschool. In 1917 trok hij tijdens de Duitse bezetting naar Elsene, als afdelingshoofd van een ministerie. Uit onvrede met de Belgische koers van de Werkliedenpartij was hij immers Vlaamsnationalist geworden. Hij stierf in Bilzen in 1929, na zijn activistisch avontuur in de Eerste Wereldoorlog als lid van de Raad van Vlaanderen, na zijn vlucht naar Nederland en zijn veroordeling in 1920 door het Assisenhof. 


Bijdragen o.a. in Dicht- en Kunsthalle, De Nationale School, Vlaamsch en Vrij, Tijdschrift van het Willemsfonds, De Tijdspiegel van ’s Gravenhage, De Jonge Gids van Amsterdam, Vragen van den Tijd, Het Nieuwe Schoolblad, De Opvoeding en Verbroedering. Gedichten in Limburgsch Jaarboek, dl. 3, 1895-1896, p. 118-120; Schele Jakke, novelle 1893 in Limburgsch jaarboek, dl. 4, 1895-1896, p. 58-64; Gedichten, Antwerpen: Opdebeek, 1902, met o.a. lied De boer van Haspengouw 1898; De Steenen Winning, in Vlaamsche Gazet, 27.03.1913; Fris de Scheper, in Vlaamsche Gazet, 03.04.1913; mede-uitgever namens Jong Vlaanderen van brochure Claudius SEVERUS, Waarom? Daarom!, Borgerhout: H. Weeremans, lente 1918.
Als aparte publicaties verschenen Geschiedkundige en beschrijvende schets van Zout-Leeuw, de stad en de kerk, in De Vlaamse School, 1901; Verhandeling over het Nut van de Zuivere Uitspraak der Nederlandsche taal, Koninklijke Vlaamsche Academie, 1902; Zuur en Zoet over Zuiver Nederlandsch, Gent: Samenwerkende Volksdrukkerij, 1904, Le perfectionnement à l’école primaire d’instituteur à l’inspecteur, Gent: I. Vanderpoorten, 1904.

Steven Prenau kreeg een graf in zijn geboortedorp Aalst en een plaatsje in de encyclopedie van de Vlaamse beweging. Het is wachten op een Sint-Truidense cultuurvereniging die deze taalstrijder zal eren met een gedenkplaat op zijn schoolhuis in Aalst. 


Lodewijk OPDEBEEK, in Vlaamsch en Vrij, 5, nr. 15, 18.04.1897; ’t Daghet in den Oosten, 1904, p. 129, recensie; Een blauwe vos en papenvreter, in De Gazette van Sint-Truiden, 06.03.1909; BELLEFROID, p. 79-83 en 106-107; JORISSEN, in Oostland, nrs. 42-43, juli 1962, p. 55-57; Mieke SERTYN, Het socialistisch aktivisme tijdens de eerste wereldoorlog, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 7, 1976, p. 190 en passim; DUSAR, p. 30, 32-33 en 35; Guido WULMS, Steven-Lambert Prenau (1866-1929), in Appel, 4, nr. 3, oktober 1979, p. 6-14; Daniël VANACKER, Het aktivistisch avontuur, Gent: Stichting Mens en Kultuur, 1991, p. 192 en 214; Bart DE NIL, “Als een sterke eik ter midden der dorre heide”. Steven Prenau alias Steven Boeren (1866-1929). Facetten van een Limburgse socialist, in Brood en rozen, 1999, nr. 3, p. 101-109; Guido WULMS, in ST19DE, p. 129-131; Hendrik M. MOMMAERTS en Luc VANDEWEYER, in NEVLAB, p. 2507; Willem DRIESEN, Meester Pruim en het schoolhuis, (Zomaar op straat, 6), in De Stadsgazet, juni 2001, p. 27.