De ‘heerschende’ ziekte… de Spaanse griep als sluipmoordenaar

De Spaanse griep woedde na de zomer 1918 ook in Sint-Truiden en omgeving.
In de loop van 1918 bereikte deze pandemie 20% van de wereldbevolking met ca. 60.000.000 (zestig miljoen!) doden tot gevolg. Australië ontsnapte tijdelijk door een strenge quarantaine, maar kon uiteindelijk de verspreiding ook niet buiten houden. De Spaanse media, vrij van oorlogscensuur, berichtten het eerst over deze ziekte, maar de oorsprong was Kansas in de VS. Wellicht vanuit kippen of varkens. En zo via de Amerikaanse troepen naar Europa. Vooral gezonde, sterke jongvolwassenen bezweken eigenaardig genoeg, door een op hol geslagen immuunsysteem.



De 'heerschende ziekte' trof ook de jonge landbouwer Hubert Serdons in Zepperen midden november 1918. Joseph Doucé (°1927), trouw aanwezig op de jaarlijkse Oudstrijdersherdenking, wist uit mondelinge overlevering dat er in 1918 op Dekken twee jongemannen ziek lagen, maar niemand durfde hun besmettelijke huizen binnengaan, uitgezonderd de Paters Assumptionisten. Die lieten naar verluidt ook een speciaal gebedsprentje drukken om de ziekte af te weren. Een geneesmiddel was er immers niet. Pas in 1933 ontdekte men dat een virus verantwoordelijk was voor de Spaanse griep en niet een bacterie.

Hubert was niet de enige, maar er heerste blijkbaar een taboe rond deze onbegrijpelijke ziekte die ook erg plots verdween in ons land. De pers zweeg omdat onze streken tot 22 november bezet waren door de Duitsers. De overlijdens in 1918 zijn wel merkelijk talrijker in Aalst bij Sint-Truiden (18 ipv. 12 normaal), Brustem (44 ipv. 26), Ordingen (9 ipv 5)… In 1917 en 1918 stierven ook behoorlijk wat West-Vlaamse en Noord-Franse vluchtelingen in onze gemeenten. Vooral jonge kindjes en ouderen, die verzwakt vanuit het frontgebied door de bezetter naar hier werden gestuurd. In Gotem bij Borgloon waren er in 1918 elf overlijdens, normaal drie. Daarbij slechts één vluchteling. De pastoor schrijft duidelijk “Il faut attribuer le grand nombre de décès pout l’année 1918 à le grippe espagnole, qui a cruellement sévi notre paroisse”.

Collectie affiches WO I, Stadsarchief Sint-Truiden

Enkele andere bijzonder schaarse getuigenissen: 

Georges Detilloux, die een kroniek bijhield in 1914-1918 voor Ordingen, omschrijft de horror zo: “Sedert eenige dagen heerscht in alle dorpen eene ziekte geheeten de ‘Griep’, waarvan op korte dagen de genezing of wel de dood uit voorstpruit, vele jonge menschen bezwijken, er zijn gemeentens waar 3, 4 lijken soms gelijk moeten begraven worden”.

Het Klein-Seminarie noteerde over de eindmaanden van de oorlog: “Les mauvaises nouvelles succédaient aux mauvaises nouvelles. Et le trimestre d'été allait vers sa fin quand tout à coup éclata l'épidémie de grippe espagnole, qui n'était pas pour relever le moral déjà bien attaqué. On n'eut pas le temps de mettre le couronnement à cette année scolaire : la maison dut être brusquement licenciée. Les Allemands qui tenaient le Séminaire à l'oeil, en profitèrent aussitôt. Il fallait en effet faire place aux blessés et aux malades qu'on ne parvenait plus à caser dans les hôpitaux. Et voilà le Séminaire d'infirmerie d'élèves devenu hôpital de soldats, et de quels soldats?”. 

In het pastoorsverslag over de Eerste Wereldoorlog van de hoofdkerk uit april 1919 wordt gemeld dat in 1918 het sterftecijfer ongemeen hoog lag in de psychiatrische instellingen van Ziekeren en Witzusters. In de parochies was het cijfer “un peu plus forte en 1918, au mois d’octobre en de novembre, à cause de la grippe. M. Vandionant fut une des victimes de la grippe”. Kapelaan Henri Vandionant (° Sint-Truiden. 1881) van Sint-Gangulfus stierf op 30 oktober 1918. 




Ed. BIQUET, In: "Inhuldiging van het Gedenkteeken opgericht ter eere der leerlingen & oud-leerlingen voor het vaderland gesneuveld 1914-1918. Bond der Oud-Leerlingen, 1913-1923. Verslag", Sint-Truiden: Klein Seminarie, 15 oktober 1923, p. 31-44; Karel VERHELSint-Truiden en Raf VAN LAERE, "De Eerste Wereldoorlog in Limburg. Verslagen", (Limburgse documenten, 1.8), Hasselt: Provincie Limburg, 1997, p. 832; Wie was wie in Sint-Truiden?, Sint-Truiden: Stedelijke openbare bibliotheek, 2011, p. 224-225 Vandionant; Kamiel MERTENS (red.), "Sint-Truiden in de Eerste Wereldoorlog. Bronnenboek", Balen: Studium generale, 2012, kroniek Detilloux; Laurine HENDRICX, "Onderschat en onbeantwoord. De publieke perceptie van de Spaanse griep in de Belgische context (1918-1939)", eindverhandeling geschiedenis, Universiteit Antwerpen, 2017; https://www.history.com/news/spanish-flu-second-wave-resurgence?fbclid=IwAR16Oi5CfXkpnjbStrUJzDvnBVn3x4gP118_LV9gDbO7UPMIBhv95HUv-H4



ONTDEKKING VAN DE DAG

Beiaardklanken en biggengeschreeuw

Aldous Huxley.

Hij durfde ooit te schrijven over ons, Truienaren: Sommigen maken laken, sommigen suiker. Enkelen hebben cultuur, de rest helemaal niet!
Als bewijs van het tegendeel hangt aan een gevel op de Grote Markt sinds 1968 zijn naam in bronzen letters: Aldous Huxley.

Een aardige Belgische.

Huxley was een telg uit een Brits geslacht van beroemde en bijzonder knappe koppen. Hij studeerde letterkunde in Eton en Oxford. Op een feestje met Kerst 1915 in Engeland viel hem de frèle Maria Nijs op, een Belgische oorlogsvluchtelinge met grote, groenblauwe ogen. Ik heb tenslotte ook een aardige Belgische ontdekt, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, meende de slungelachtige, bijziende romanschrijver. Maria’s vader was een Kortrijkse textielbaron, maar moeder Marguerite Baltus stamde uit Sint-Truiden. De rijke koopmansfamilie Baltus woonde in het huis In de Roos op de Grote Markt. Van het een kwam het ander en na de Grote Oorlog trouwde Aldous met Maria. Rond die tijd verbleef de Brit bij oom Baltus in Sint-Truiden.

De inspiratie voor zijn novelle Uncle Spencer uit 1924 deed hij toen op. Het verzonnen Longres uit de novelle is Sint-Truiden, afgebeeld als zedig provinciestadje met een aardige burgerij. Ons interesseren natuurlijk de herkenningspunten : de onontkoombare beiaarddeuntjes, het stille begijnhof, het stadhuis in zachtgele pleister, de kermisattracties met de Dikke Madam die haar gezicht kon wassen met haar tiekes… De diervriendelijke Duitse bezetter beboette iedereen die nog varkens aan oren en staart over de zaterdagmarkt sleurde. Geen enkele verordening zat de boeren meer dwars dan deze.

Een citaat in de originele taal, waarin Huxley beschrijft hoe de Truienaren weerwraak namen op de arme biggen na het vertrek van de Duitsers eind november 1918: The first Saturday after the departure of the German troops was a bad morning fort he pigs. To carry a pig by the tail was an outward and visible symbol of revovered liberty; and the squeals of the porkers mingled with the cheers of the population and the trills and clashing harmonies of the bells awakened by the carilloneur from their four years’ silence. By ten o’clock the market was over. 

Het Minderbroedersplein heette 'varkensmarkt' in de volksmond


Globetrotter Huxley werd in 1932 wereldberoemd door zijn bittere toekomstroman Brave New World en in 1954 met The Doors of Perception, een verslag van zijn experimenten met de druk mescaline. Maria stierf in 1955 en Aldous in 1963 te Los Angeles, net op de dag waarop president Kennedy werd vermoord.



Huxley-vorser
Leraar Roger Collart (+1996) was wel de hardnekkigste Huxley-vorser in onze stad. Zijn vaak gevraagde vertaling van Uncle Spencer wacht nog altijd op een uitgever! Ook Louis Sterken, Guido Wulms, Frank Decat, Danny Gennez en Jean-Pierre Rondas schreven over Aldous in Sint-Truiden. Huxley houdt de aandacht levend: in Munster (D.) is een heus studiecentrum gehuisvest. De Antwerpse sensatiejournalist en latere crimi-auteur Stan Lauryssens bracht een boek uit over Maria Nijs en haar stormachtige liefdesleven.