social distancing… Dagelijks herinneren de media ons aan de voorschriften die de overheid uitvaardigt om de verdere verspreiding van het corona virus in te dijken. Voor ons zijn dit uitzonderlijke maatregelen in uitzonderlijke tijden. Onze voorouders, daarentegen, werden regelmatig getroffen door besmettelijke ziektes.
In tijden van ‘fataletijten van peste, loop en andere contagieuse siektens’ stonden de minderbroeders van Sint-Truiden klaar om de mensen van de stad en omgeving te helpen.
In 1669 werd in de tuin van het klooster een pesthuisje gebouwd. Het lag achteraan in de tuin en had een speciaal uitgangspoortje. Om de andere kloosterlingen niet te besmetten verbleven daar een pater en een broeder die rondtrokken om de pestlijders bij te staan en dat met gevaar voor eigen leven. In het dodenboek van het klooster, waar de overlijdens genoteerd werden, vind je dan ook regelmatig de toevoeging ‘in dienst van de pestlijders bezweken’.
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.