Erfgoedverkenning van Zepperen

Zepperen is één van de Drie Gezustersdorpen, samen met Brustem en Rijkel. In Zepperen wordt de Heilige Genoveva van Parijs vereerd, in Brustem de Heilige Bertillia en in Rijkel de Heilige Eutropia. Het waren helemaal geen zussen: Eutropia leefde rond 400, Genoveva van 422 tot 502 en Bertillia in de 7de eeuw. Zij moesten het oude geloof in de drie patronessen verchristelijken. Eén ding hadden ze gemeen: een waterput. Bedevaarders lieten stukjes stof in het water vallen, als het stukje bleef drijven, kwam alles in orde, als het zonk moest je de bedevaart voortzetten. Hun officiële feestdag is 3 januari, maar de bedevaart wordt op pinkstermaandag gehouden. Dat gebeurt in Zepperen tot op vandaag met een processie waaraan heel wat volk meewerkt en nog meer naar komt kijken. 


  We starten onze wandeling op het kerkplein van Zepperen aan de Sint-Genovevakerk. Deze kerk werd gebouwd in de 12de eeuw, waarschijnlijk ter vervanging van een ouder gebedshuis want we weten dat de jonge Trudo hier regelmatig kwam bidden en bisschop Remaclus om raad kwam vragen. In de 15de en 16de eeuw werd het romaanse kerkschip vervangen door een nieuwbouw in Demergotiek, een variant van laatgotiek, gekenmerkt door kapiteelloze zuilen. Eind 19de en begin 20ste eeuw werd ze grondig gerestaureerd. Toen werden de doopkapel, het traptorentje en de sacristie bijgebouwd, de luchtbogen werden heraangebracht en de huidige toegang tot de kerk kwam tot stand. (Daarvoor was er een deur in een bijgebouwtje in de zijgevel.)

In het interieur zijn de muurschilderingen in het zuidelijke deel van de dwarsbeuk het bijzonderst. Ze dateren uit de 16de eeuw (1509) en hebben verschillende onderwerpen. Het meest in het oog springend is het Laatste Oordeel. Het toont ons hoe op het einde der tijden de mensen zullen geoordeeld worden door een strenge God: de rechtvaardigen mogen naar de hemel, hier voorgesteld als een veilige burcht of stad; de zondaars staan erge kwellingen te wachten, duivels slepen hen naar brandende vuren, prikken hen met rieken, steken hun ogen uit, de muil van een reusachtig monster staat ver open om hen op te slokken. Engelen blazen op bazuinen om de doden op te wekken, graven gaan open. De aartsengel Michaël weegt de zielen, een duivel hangt aan de weegschaal om het oordeel te vervalsen, hij wordt weggeduwd door de kruisvormige staf van de engel. De geredden staan links in een ordelijke groep, zij spreken ten beste voor de zielen. Rechts is er een chaos van verdoemden, handenwringend en wanhopig. Onder hen, heel wat geestelijken, er is zelfs een paus bij. Dit is niet zo verwonderlijk, verschillende kunstenaars uit die tijd hadden heel wat kritiek op de geestelijkheid.

Aan de overkant is het leven van de Heilige Genoveva van Parijs uitgebeeld als een soort stripverhaal: in aparte vakjes wordt telkens een gebeurtenis uit haar leven afgebeeld. Hier is ook een levensgrote afbeelding van de Heilige Christoffel geschilderd. Hij is de patroonheilige voor een goede dood: als je een beeltenis van hem zag, zou je die dag niet schielijk overlijden. Probeer hier maar eens naast te kijken …

We werpen nog even een blik op de andere kunstschatten die hier tentoongesteld worden en op de verschillende schilderijen daterend uit de 17de en 18de eeuw.

Wanneer we de kerk verlaten, kijken we even naar de kapelanij rechts op het kerkhof. Ze is in 1907 gebouwd om onderdak te geven aan de hulppastoor. Het is een ontwerp van architect Emile De Hennin. Verschillende kapelaans hebben hier gewoond, maar de laatste jaren wordt het huis verhuurd.

Door de poort met rondboog (1765) keren we terug naar het plein, aangelegd in 1989. Rechts staat de pastorie, gebouwd in 1779 ter vervanging van het lemen kapittelhuis. (Zepperen behoorde toen toe aan het Sint-Servaaskapittel.) In de voortuin van deze pastorie bevindt zich een grafsteen van de families Roberti-Coemans uit 1823.

Naast de pastorie hebben wij het huis van Jozef Renaerts, beter bekend als het ‘Kaamesterke’. Deze autodidactveearts en kruidendokter genoot wijdverbreide faam, van heinde en verre kwam men bij hem om hulp voor dier en mens. Al waren zijn remedies soms wat vreemd, ze hielpen wel.

Aan de overkant zien we een ‘versteend’ vakwerkhuis: de leem is hier vervangen door baksteen, het houten skelet is nog aanwezig (Taverne Haspengouw).

Op de brug over de Melsterbeek zien we rechts een boerderij liggen. Op die plaats stond een watermolen, eigendom van het Sint-Servaaskapittel. Het was een zogenaamde banmolen. De inwoners van Zepperen waren verplicht om hun graan hier te laten malen. Na de Franse overheersing werd hij eigendom van de familie de Pietteurs-Hiegaerts. In 1976 werd de beek gedeeltelijk verlegd en in 1984 brandde de molen af.

Even verderop aan de overkant ligt de Coemanshoeve. Het woonhuis heeft een dak met een zeer steile helling, wat erop wijst dat het een oud gebouw is. Waarschijnlijk dateert het uit 1575. De poort met duiventil was oorspronkelijk ook in hout en leem. De schuur uit 1889 werd omgebouwd tot loods.

Een eind verderop ligt er een kasseistrook, een restje van de vroegere weg. Hier staat de ‘kapel van de Witte-Lieve-Heer’, een kapelletje gebouwd ter nagedachtenis van Edgard Dejongh, dokter en burgemeester van Sint-Truiden naar wie de Schepen Dejonghstraat is genoemd. 

Wij volgen de veldweg die ons naar het ‘kasteel’ brengt, het huidige Sint-Aloysiusinstituut. Dit voormalig begaardenklooster werd in de 15de eeuw gebouwd op een afgelegen en waterrijke grond, geschonken door een inwoner van Zepperen. De begaarden verlaten hun klooster in de Diesterstraat in Sint-Truiden in 1425; het klooster in Zepperen wordt het hoofdklooster van de begaarden in het bisdom Luik. In de jaren 1740 tot 1780 wordt het verbouwd in classicistische stijl, maar in de Franse tijd wordt het opgeheven en verkocht aan de familie de Pitteurs die het verbouwde tot landhuis. Veel van toen is verdwenen, zoals de ijskelder en de vijver met eilandje. Het park, het koetshuis en enkele neerhofgebouwen zijn er wel nog.


In 1902 komen uit Frankrijk verdreven kartuizers zich hier vestigen, maar ze blijven niet lang. Al in 1905 komen de eveneens uit Frankrijk verdreven Assumptionisten hier toe. Zij richten hun ‘Aloysius Alumnaat’ op, later wordt dat het Sint-Aloysiusinstituut. Zij passen de gebouwen aan, aan hun nieuwe functies: klaslokalen, slaapzalen ... In 1955 komt er een vleugel bij en in de jaren ‘60 een schouwburg, een van de eerste culturele centra in onze streek. Allerlei toneelgezelschappen waren hier te gast: met bussen haalde men de liefhebbers uit de omgeving op.

Tegenover het instituut staat de begaardenhoeve. Op de gevel vind je het jaartal 1665, het jaar waarin de hoeve na een brand werd heropgebouwd. Ook de hoeve werd in de Franse tijd verkocht. In 1895 kwam Felix de Pitteurs-Hiegaerts hier wonen, hij verbouwde de hoeve tot woonhuis in neorenaisssancestijl. Schuin tegenover de woning liet hij een zagerij en stokerij bouwen, nu gebruikt als woning. 

We keren terug en volgen de Kasteelstraat. Op nummer 4, juist in de bocht, staat een vakwerkhuisje in 1873 gebouwd voor de hovenier van Charles de Pitteurs-Hiegaerts. Let even op de wel heel bijzondere gevelversiering.

Aan de Dikke Linde staat het monument der gesneuvelden uit beide wereldoorlogen; ook de beenhouwers Gust Mommen en Tuur Lambrix die hier werden neergeschoten door het Veiligheidskorps Verbelen op 15 augustus 1944 worden vermeld. 

Rechts van ons is de Ouwerxhoeve. In 1665 liet François Ouwerx, militair in Spaanse dienst en grootgrondbezitter een hoeve bouwen in Maasstijl, zijn naam vind je in de muurankers van de stal op de binnenkoer. Uit die periode is ook het poortgebouw met duiventil bewaard gebleven. Het woonhuis is jonger, het werd rond 1790 gebouwd door Van Hamont. Later werd het eigendom van Frans Coart en nu baat de familie Gilissen er een fruitteeltbedrijf uit.

Via een smal steegje keren we terug naar het kerkhof. Aan onze rechterkant hebben we de parochiezaal, de voormalige gemeenteschool, gebouwd in 1866 in opdracht van burgemeester Coart en getekend door architect Denis. In 1868 opende de school haar deuren voor de schoolgaande jeugd. In 1929 verhuisde de school naar de Eynestraat. Het huis werd bewoond door de familie Vaes en in de klaslokalen konden de kleuters van de zusterschool terecht. 



Anita KEMPENEERS, ‘Zepperen’, in ‘Vergeet je wortels niet. Erfgoedverkenningen in Sint-Truidense dorpen en stadswijken’, Sint-Truiden: Erfgoedcel Sint-Truiden, 2012, p. 136-141 en 144.

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

Berenmutsen op zolder

Berenmutsen op zolder


Een kaartje leggen in oorlogstijd kan je je kop kosten. Dat overkwam een eskadron Belgische ruiters op 17 augustus 1914 in Bernissembos . Dit bos was in 1900 iets zoals Nieuwenhovenbos  nu: een geliefd wandeldomein met een drankgelegenheid. De boerenherberg van Truike Menten  lag bij de Keelstraat aan de bosrand. De eiken, waaronder de kolossale Koning en Koningin, waren al enkele jaren gekapt, maar Fons Lassaut, weduwnaar van Truike, bakte er nog altijd eieren met hesp.

Onderschrift bij deze foto

De Eerste Wereldoorlog was nog geen twee weken aan de gang. De Gidsen waren de heren van het Belgisch leger en bleven als verkenningstroepen meestal uit het echte strijdgewoel. Bij de officieren wemelde het van blauw bloed en zelfs de gesabelde soldaat-ruiters kwamen uit gegoede families. Soms ook wel waren het boerenjongens die gewend waren met paarden om te gaan en niet te zwaar wogen. Je herkende de Belgische Gidsen aan hun paarse broek, hun groene vest en een zwarte berenmuts of ‘kolbak’ met gele wollen knop vooraan. Tegenwoordig is de muzikale muziekkapel van de Gidsen ook nog in paars en groen gekleed.

De Gidsenregimenten zaten met de rest van de Belgische ruiterij verschanst achter de Gete te wachten op de Duitse invasie. Commandant baron de Wykerslooth de Rooyestein werd met heel zijn eskadron, zo’n honderdtwintig man, vooruitgestuurd. Ze moesten de doortocht van de Duitse hoofdmacht uit Tongeren naar Sint-Truiden bespieden. De groep kreeg duiven mee als postbodes. Het roemrijke terugslaan van de Duitse ruiterij bij Halen enkele dagen voordien was een enorme opkikker geweest. Toch waren mannen en paarden murw: twee weken kamperen kruipt in je kleren. Het was de mooiste zomer sinds jaren en de hitte drukte. De ruiters stegen dan ook af in de dekking van Bernissembos en de herberg Menten. Enkelen rustten, sommigen dronken en kaartten, en anderen gingen in de buurt fruit kopen. De commandant schreef – naar eigen zeggen achteraf – zijn rapport tijdens de rustpauze.

Onderschrift bij deze foto

Plots brak de hel los: een compagnie Duitse voetsoldaten overviel de Gidsen en schoot op alles wat bewoog. Die Duitse ‘Leibgrenadiers’ in veldgrijs uniform waren ’s middags toevallig ingekwartierd bij de Paters op Terstok in Zepperen. Ze wilden zich eigenlijk gaan wassen na hun lange voetmars door het stof der wegen. Een oude korporaal, uitgezet als schildwacht, had de rustende Belgen bemerkt en sloeg stilletjes alarm. Eerst wou niemand hem geloven, maar enkele jonge sabelslepers waren tuk op vechten en wilden hun eerste echte schoten in de oorlog lossen. Het groepje Gidsen kortst bij de herberg werd overvallen en uitgeroeid. De oude Fons werd met bajonetsteken afgemaakt en zijn café ging in de vlammen op. Baron de Wykerslooth kon de volgende morgen terug over de Gete terugkeren met nog maar dertig ruiters zonder hun paarden.

Op het kleine slagveld bij Bernissembos bleven dode paarden, ruiters en berenmutsen achter. Pas uren later durfden de omwonenden gaan kijken. Enkele gezichten van gesneuvelden waren al aangevreten door uitgebroken varkens. De Assumptionistenpaters begroeven de dode landgenoten ter plekke. Pas de volgende winter kregen ze een plechtig graf op het kerkhof van Zepperen. Nog in 1994 zette de Remacluskring een herinneringsplaatje in de Keelstraat.

En de berenmutsen? Die werden als souvenir op de kloosterzolder verstopt. Ze doken af en toe terug op bij de ‘Ezels’, namaakruiters van de Roosbeek, een volksstraat in Zepperen. Met berenmuts, getekende snor en nepbenen naast hun bretellenpaard reden ze in de jaren 1930 en 1940 in elke stoet van het dorp, of het nu de inhuldiging van de nieuwe betonweg was of de inhaling van een pastoor. De ene zijn dood is de ander zijn vermaak…

Gedenkplaatje op het slagveld, Keelstraat



Kijk: www.zepperen.be/gevecht-1914/ en www.zepperen.be/ooggetuigen-gevecht-1914