Het vertrekpunt voor dit werk was de tweekoppige arend van het Truidens wapenschild. Deze stond symbool voor de tweeheerlijkheid, door het Luikse bisdom en de keizerlijke abdij. Voor Steven Vandervelpen stond deze arend voor een tweestrijd tussen macht en vrijheid, zeer fragiele begrippen de dag van vandaag. Deze begrippen hebben de basis gevormd voor de ‘porseleinen’ roofdieren die zich nu met hun prooien in de boom bevinden.
Het werk is opgebouwd uit polystyreen schuimplaten rond een metalen structuur, bekleed met spiegel- en ceramiek scherven en afgewerkt met glanzende lakverf.

In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.
