We staan hier voor een indrukwekkende inrijpoort uit 1773 die toegang verschaft tot de eerste binnenkoer van de voormalige abdij. Deze ‘cour d’honneur’ weerspiegelde destijds de macht van de abt. Het classicistische poortgebouw werd gebouwd in opdracht van abt Jozef van Herck . Hij liet alle abdijgebouwen, met uitzondering van de kerk, afbreken en herbouwen naar plannen van de Brusselse architect Laurent-Benoît Dewez. In het fronton staat een reliëf dat een mirakel uit Trudo's jeugd weergeeft: de genezing van een blinde vrouw door de kleine Trudo. Het is van de hand van de Luikse beeldhouwer Henri Vivroux en werd in 1776 aangebracht.
Foto’s:
- OMDpublicatie 2011: p. 42 (fronton)
- OMDpublicatie 2009, P.40 (foto), 45 en 46 (schets)
- OMD publicatie 2003, cover (fronton)
Teksten:
- Petra BOEKSTAL, Het poortgebouw van de abdij in Sint-Truiden ontworpen door Laurent Benoît Dewez? (OMDpublicatie 2009)
- Franz AUMANN, Raak niet aan de rechten van mijn abdij, … of het zal u berouwen! (OMDpublicatie 2011)
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.