Kasteel Rochendaal

Kasteel Rochendaal

Kasteel Rochendaal in 2020

Op de primitieve kadasterkaart ligt hier een belangrijk goed bestaande uit vier vleugels met binnenkoer, een omhaagde tuin met bakhuis, een vijver en een voetpad naar de kerk. Maar het kasteeldomein is de creatie van graaf Jean Henri Paul Ulens (1816-1894), telg uit een Sint-Truidense burgerfamilie, gehuwd met zijn nicht Marie Ulens, dochter van François Trudo Ulens, kasteelheer van De Motte in Groot Gelmen. Hij was sedert 1846 gemeenteraadslid, sedert 1867 schepen, van 1876 tot 1891 burgemeester van de stad en van 1852 tot 1866 provincieraadslid en last but not least auteur van Historische Bijdragen. In 1871 werd hij tot de adelstand verheven. Noblesse oblige en de wapens Ulens-Ulens sieren dan ook de gevel van het in 1881 nieuw gebouwde kasteel. Het goed, in 1904 verkocht, werd toen het buitenverblijf van notaris Paul Cartuyvels (1872-1940) en zijn echtgenote Marie Seny. Tijdens de oorlog werd het door Duitse militairen gebruikt en nadien na de bevrijding werden de gebouwen van Bevingen gebruikt door de Amerikanen. Voor hen was Bevingen werkelijk een luxeverblijf na een maandenlang leven in tenten. De Duitsers hadden voor hen zelfs een zwembad achtergelaten.  Hier is echter niets meer van terug te vinden. Het zwembad was al eerder dichtgegooid en de boordstenen waren volledig overwoekerd. Na WOII werd Bevingen een opleidingscentrum voor piloten van de Belgische Luchtmacht. In 1996 werd de 9de Wing Training van Brustem (inclusief het scholencomplex van Bevingen) gesloten. Brustem en Bevingen werden ontmanteld. Sedert de verkoop in 1951 aan de Belgische staat, werd het militair domein van het Belgische leger.

De voormalige toegang tot Rochendaal ligt aan de Kerkstraat nr. 2 en hoort nu bij de oprit naar een recente villa. De oprit is aangeduid door lage hekpijlers van blauwe hardsteen in neoclassicistische stijl: geprofileerde sokkel, schacht met ingediepte voegen, kapiteel met trigliefen en metopen, en een geprofileerde en gedecoreerde helmvormige deksteen. Het hek is van zwart geschilderd smeedijzer met vierkante stijlen en spijlen met gestileerde lelie, de smalle traveeën opgevuld met volutes en krulwerk in spiegelbeeldopstelling.

Kasteel Rochendaal                                                                                            foto genomen door Schlusmans, Frieda op  01-12-1977


Een asfaltweg dient nu als oprit naar het kasteel en het koetshuis ten westen. Het park is nu beperkt tot een ruim grasveld ten noorden van het kasteel, afdalend naar twee vijvers. Rondweg in kassei en bomengordel met dendrologisch belang: bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), fijnspar (Picea abies), grootbladige linde (Tilia platyphyllos), Italiaanse populier (Popu­lus nigra 'Italica'), gewone moerascipres (Taxodium distichum), Spaanse zilverspar (Avies pinsapo), witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum), zuilvormige taxus.

De Dépot-kaart (opname 1871, uitgave 1878) toont zoals het Primitief kadasterplan een gesloten hoeve met een uitgestrekte boomgaard. Op de volgende uitgave door het ICM verschijnt het kasteeldomein wel. Het is toegankelijk vanuit het dorp ten zuidoosten maar ook vanuit het noordwesten,   via een nu ­onberijdbaar geworden weg die vertrok van de Tiensepoort in Sint-Truiden. De meer noordelijk gelegen boerderij is gekrompen tot een L-vorm, het nieuwe kasteel ligt op een hoogte en tussen beiden ligt het nieuwe volume van de nog bestaande kasteelaanhorigheid. Een deels ommuurde, deels omhaagde moestuin ligt ten zuiden. Het park is ten noorden en ten oosten begrensd door boomgaarden, bezit een dubbele ovale vijver, gevoed door de Cicindriabeek, en een padenpatroon sluit op de beide opritten aan, verbindt door zijn lusvorm de verschillende elementen en leidt over het smalste punt tussen de beide vijvers. De stafkaart van 1949 toont buiten het vereenvoudigd padenpatroon geen wijzigingen. Die komen pas later. Op een postkaart van 1902-1903 ziet men op de voorgrond de vijver en de brug, een nog niet volgroeide parkaanleg en op de hoogte het dominerende kasteel met zijn dienstvleugel.

De noordelijke zone van het park is nu ingenomen door verlaten militaire gebouwen, het kasteel en de bijgebouwen staan leeg.



bronnen;https://www.hangarflying.eu/erfgoedsites/kasteel-rochendaal-nu-gebouw-22/\Sint-Truiden ingekaderd, Tentoonstellingscatalogus, Sint-Truiden, 1998, p. 128.\DE MAEGD C. & VAN DEN BOSSCHE H. 2003: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.Auteurs : De Maegd, Christiane, van den Bossche, HermanDatum : 2003

 

ONTDEKKING VAN DE DAG

Een korte geschiedenis van Sint-Truiden

Een korte geschiedenis van Sint-Truiden

Trudo

Er zijn weinig steden waarvan het ontstaan en de vroege ontwikkeling zo goed kan gevolgd worden als Sint-Truiden. De naam zelf verraadt de oorsprong. Sint-Truiden dat is Trudo , de Frankische edelman die rond 650 een kerk en klooster bouwde op een kleine verhevenheid naar het noorden toe, waar de Cicindria  aan de linkerzijde door een breed dal vloeide. De kleine gemeenschap werd een welvarende abdij die tot het einde van de achttiende eeuw wel en wee van de stad zou meemaken.

Rond de abdij is al snel een nederzetting gegroeid, maar een echte stroomversnelling kwam er in de elfde eeuw. De bedevaarten naar het graf van Sint-Trudo brachten niet alleen rijkdom voor de abdij maar ook welvaart voor de velen die buiten de landbouw werk zochten.

In die periode bouwde abt Adelardus  zijn grote abdijkerk. De toren en de overblijfselen van de crypte geven nog een beeld van de honderd meter lange kerk. De abdijgebouwen blijven getuigen van de kracht en de uitstraling van Trudo's stichting. Adelardus (ver)bouwde de Onze-Lieve-Vrouwekerk en bouwde ook de Sint-Gangulfuskerk . Onder dezelfde abt - de abt was medeheer naast de bisschop van Metz  - werd Sint-Truiden omgord met een aarden wal, een houten palissade en versterkte toegangspoorten. Terecht omschrijven officiële documenten uit die tijd Sint-Truiden als oppidum, versterkte stad. De nederzetting bij de abdij was een stad geworden.

Omwalling

In 1129 werd de eerste omwalling vervangen door een stenen vestingsmuur, die werd uitgebouwd tot een indrukwekkende gordel van poorten en torens. Na de ontmanteling in 1675 en de afbraak van de overblijvende muren bleef het tracé bewaard in het stadspark en de vesten. Van de Brustempoort bleef een nog omvangrijk ondergronds gedeelte bewaard.

De groei en bloei van de middeleeuwse stad werd sterk in de hand gewerkt door de lakennijverheid en de verre handel. Sint-Truidense handelaars trokken naar Engeland, naar de jaarmarkten van Champagne, naar talrijke steden in het Duitse rijk. De Grote Markt  blijft de belangrijkste getuige van de plaatselijke handel : vanuit het kerkplein van de abdij werd een steeds grotere ruimte voorbehouden voor de talrijke marktactiviteiten. Middenin, op de scheidingslijn van het district van de abt en dat van de prins-bisschop (sinds 1227 was dat de prins-bisschop van Luik), werd een hal gebouwd. Later, in de achttiende eeuw, werd over de hal en rond de hallentoren het stadhuis gebouwd. Met de abdijtoren en met de Onze-Lieve-Vrouwekerk  werd dat het uithangbord van de stad.

Dertien stielen

De economische en sociale activiteiten in de stad werden georganiseerd in dertien ambachten. Binnen het land van Luik bevochten zij mee de deelname van de steden in het staatsbestuur en in eigen stad verwierven ze de democratische controle over het stedelijk bestuur. Als symbool daarvan werd bij de hal een perron opgericht bekroond met een vergulde adelaar.

Na de vijftiende eeuw trad er een stilstand op die voortduurde tot in de 19de eeuw. Wel werd er vooral in de achttiende eeuw werk gemaakt van de verfraaiing van kloostergebouwen en burgerhuizen.

Fruitteelt

Na 1830 werden de leegstaande kloostergebouwen de nieuwe huisvesting van congregaties, die van Sint-Truiden een uitgesproken onderwijs- en verzorgingscentrum maakten. Blijvend was de marktfunctie in een uitermate vruchtbare landbouwstreek. De fruitteelt vanaf het einde van de negentiende eeuw zou daaraan heel eigen kenmerken geven.

Het is opvallend dat de eerste nieuwe straten en wijken er pas kwamen bij het begin van de 20ste eeuw. Maar vanaf dan veranderde er steeds meer en in steeds snellere mate. Zelfs de uit de middeleeuwen stammende gemeentegrenzen werden doorbroken. Daardoor kwamen gemeenten met een eigen eeuwenoude geschiedenis bij mekaar terecht. In Zepperen  ging de jonge Trudo zijn bisschop opzoeken. In Brustem  bouwden de graven van Loon  een burcht tegen Sint-Truiden. Duras  herinnert aan de plaatselijke graven die zich vaak mengden in de conflicten rond abdij en stad.

Een middeleeuwse stad en veertien historische gemeenten vormen nu een prachtige staalkaart van oude tradities én moderne activiteiten in het vruchtbare land van Haspengouw.

Bron: wikivoyage