Deze herenhuizen maken deel uit van een reeks die door Frans Claes-Lekens in serie werden gebouwd, doch nooit identiek. De neotraditionele voorgevels van 16 en 18 zijn elkaars spiegelbeeld. De woningen bevatten 5 bouwlagen, waarvan de kelder deels bovengronds is, waardoor bel-étagewoningen ontstonden. Doordat de achterliggende tuinen dieper liggen dan het straatniveau geven ook die dienstvertrekken uit op de tuin. De balkons zijn sierlijk in het metselwerk ingeklemd en worden ondersteund door een natuurstenen zuil.
In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.