Schepen Dejonghstraat 12 - 14

Schepen Dejonghstraat 14

Dit statige herenhuis is meermaals aangepast aan het veranderende modebeeld, zo verdwenen de balusters op de dakrand in de late jaren 1970. Bij de verkoop van kerkelijke goederen door het Frans Bestuur bleek het eigendom van de abdij van Herkenrode en hoorde dus bij de naastgelegen refuge.         In de tuin staat een koetshuis dat in 1855 ingrijpend werd verbreed. De vijf rondbogen van het koetshuis komen uit op pilasters die gedecoreerd zijn     met een ruitvormig motief. Datzelfde ruitvormig motief is ook op de tuingevel van het huis, onder het balkon, op enkele deuren en in de stucdecoratie van het plafond te herkennen. Vanaf circa 1893 woonde zakenman Louis Baltus in dit huis. De plafondschildering met engeltjes zou hij hebben laten aanbrengen, volgens de legende, in het vooruitzicht koning Leopold II er te ontvangen tijdens diens bezoek aan de Provinciale Tentoonstelling in 1907. Twee notarissen, twee burgemeesters en een succesvol zakenman bewoonden, verbouwden en verfraaiden sinds 1800 deze woning. De indeling kom  nog grotendeels overeen met de tijd van Augustin Moreau. Charles Van den Berck zorgde voor het rijkelijk stucwerk en de witmarmeren schouwmantel. Louis Baltus liet de plafondschildering met engeltjes aanbrengen en Raoul Vreven opende de living naar de tuin met een erker. Nu kan iedereen er dineren.





    Woning Schepen Dejonghstraat 14



ONTDEKKING VAN DE DAG

Onze vierde toren staat in Mechelen

De stad Mechelen groeide bij de Dijle en lag in de middeleeuwen dus op de vaarroute tussen Zoutleeuw en Antwerpen in het hertogdom Brabant. De abdij van Sint-Truiden had er ooit haar ambassade.

Het Groen Waterke, een vliet aan de Ankerbrug in de schaduw van de Sint-Romboutskathedraal, is het meest schilderachtige plekje van de stad om te fotograferen. Vlakbij liggen de vluchthuizen van belangrijke abdijen: Affligem, Tongerlo en Sint-Truiden. In de woelige 16de eeuw, toen protestanten in de Nederlanden rebelleerden, hielden de abdijen van het platteland graag een pied-à-terre binnen de veilige wallen van een stad. Die ‘refuge’ was ooit nuttig voor lobbywerk in vredestijd. Zeker in Mechelen, toen zowat de hoofdstad van de Nederlanden.

Ook in Sint-Truiden zochten abdijen en kloosters van de verre omgeving hun toevlucht. We kennen nu vooral nog de refuges van Averbode (Ursulinen) en Herkenrode (vroeger de ‘Broeders’ in de Schepen Dejonghstraat). Jozef Smeesters somt er in de catalogus ‘18de eeuw’ bij de Trudofeesten 1993 nog een hele reeks andere op. De refugie van de vrouwenabdij van Nonnemielen werd later legerkazerne en verdween voor het administratief centrum. De praktijk van zo’n vluchthuis vinden we bijvoorbeeld in het archief van de Zepperse begaarden. Die hadden hun toevluchtwoning in de Gangelofparochie. Ze verhuurden het in 1678 aan een edelman uit Aalst, met last om in oorlogstijd plaats te ruimen. De pachter van de kloosterhoeve kreeg in zijn contract de verplichting om in woelige tijden alle meubels naar Sint-Truiden te voeren. Hij kreeg daarvoor kost en drank. Ook het kloostergraan, waardevast kapitaal, werd altijd naar de zolder in de veilig omwalde stad gereden. Na het ontmantelen van de wallen en poorten in 1675 op bevel van de Franse zonnekoning lag het stadscentrum wel open en bloot.

De Truiense abt Joris Sarens was geboren in Mechelen in 1477. Zijn broer, kanunnik Willem, liet rond 1540 in zijn vaderstad een prachtig gebouw met traptorentje en drie vleugels rond een binnenplaats metselen. Een combinatie van roze baksteen met witte kalkzandsteen. Enkele jaren later erfden broer Joris en de abdij van Sint-Truiden het pand. In 1611 kwam het in louter Mechelse privéhanden. Een stoute Mechelse bron schrijft de verkoop toe aan het geldgebrek van onze abdij, geplaagd door de Opstand in de Nederlanden en Luik.

De ranke traptoren is alleen onderaan nuttig, de rest is pure pronk en status. Wel een boeiende, hoge uitkijkpost in een tijd toen de mensen niet vlogen. Je kan het best vergelijken met het Antwerps torentje in het stadskwartier te Bokrijk. Het beschermde gebouw, lange tijd archief van het aartsbisdom, is in 2000 op kosten van de provincie Antwerpen schitterend gerestaureerd. Het doet onder meer dienst als conferentieplek voor de Belgische bisschoppenraad. De Antwerpse deputatie gaf bij de restauratie een glossy brochure uit in 2000. 


Lees: Linda VAN LANGENDONCK, Monnikenwerk- en engelengeduld: geschiedenis en restauratie van de voormalige refuge van Sint-Truiden te Mechelen, Antwerpen: Provincie Antwerpen Dienst Kunstpatrimonium, 2000.