Dit is het vroeger klooster van de cellenbroeders, die in 1473 toestemming kregen zich met 4 broeders in Sint-Truiden te vestigen. Hun taak was ziekenzorg en dodenzorg voor mannen, der rijcken om tamelijcken loon, ende de armen puerelijck om Gods wille. Vrouwen konden hiervoor terecht bij de grauwzusters. Na hun uitdrijving in 1798 werd het tijdelijk gevangenis, nadien burgerlijk tehuis voor zwakzinnigen. In 1842 vestigen zwartzusters er zich om een gemeentelijk weeshuis uit te baten. Nadat de zusters en het weeshuis in 1934 verhuisden naar een nieuwbouw aan de Gorsemweg werd het complex in loten verkocht op 20 mei 1935. Sindsdien zijn het individuele woningen, nummer 26 was tot recent restaurant en feestzaal.
In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.