schermend in duisternis en smoor
onder bluswater en vallend gruis
zoeken hun lichtbundels een spoor
naar leven in het laaiend huis
gensters schampen op hun vesten
vlamtoortsen storten schrijlings neer
op de tast tussen smeulresten
waar puin hun weg barricadeert
maskers zuigen luid naar adem
brandlucht die de kelen schroeit
zweet gutst als een hete balsem
dat onder hun jekkers vloeit
kraakgeluiden uit het gebinte
overstemmen de megafoon
met doodsgevaar bereiken z’als blinden
de kamer van de vermiste persoon
met hun gedoseerde kracht
wordt op éénduidig bevel
de brancard omzichtig bevracht
en het kind ontzet uit de hel
dank aan onze helden !
In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.