Claes, Jacobus, ‘Jacobus Gorcomiensis’, geboren in Zepperen op 10.03.1752 als zoon van Henri en Catharina Vecoven. Hij was als onbemiddeld student Ingeschreven in college Het Varken in Leuven vanaf 1771 en trad in als Premonstratenzer te Averbode in 1773. Zijn kloosternaam verwijst naar een 16de-eeuwse norbertijn en martelaar van Gorcum. De priesterwijding ontvangt hij in 1776, waarna aanstelling als kapelaan te Wezemaal in 1784 en te Veerle in 1789, vervolgens penitentiarius te Kortenbos vanaf 1795. Hij wordt door het Franse bestuur gevangen genomen en naar Oléron gedeporteerd van december 1798 tot november 1800, waarna hij tot zijn dood in 1828 pastoor van Oostham was. Jacob was schrijver van moraliserende volksboekjes in dialoogvorm die lange tijd herdrukt werden en nog in 1930 herwerkt door premonstratenzer Xaverius Adriaensen onder de titel In de kluis.
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.