Bij de ontwikkeling van het gebied tussen Ziekerenweg en Halmaalweg besliste het stadsbestuur voor de straatnamen inspiratie te zoeken bij diverse lokale fruitsoorten.

De kers is een kleine, bolvormige vrucht die meestal een pit bevat. Technisch is het een steenvrucht. De kriek is een variant, deze is een zure kers (zie de officiële flora: rozenfamilie (rosaceae)). Alle krieken zijn dus per definitie kersen, maar niet alle kersen zijn ook krieken. Ook is er een witte kers: de witbuik.
Over de geschiedenis van de kers is vrijwel niets bekend. Ze zijn in het westen bekend geworden nadat ze door de Romein Lucius Licinius Lucullus meegebracht werden vanuit Kerasunta in de Pontus, Noordoost-Anatolië, rond het jaar 70 v.Chr.
Kersen worden verdeeld in twee verschillende botanische soorten, namelijk
In België wordt de zure kers gewoon 'kriek' genoemd. De zoete kers is genetisch diploïd. De zure kers is genetisch tetraploïd. De zoete kers wordt voornamelijk vers geconsumeerd en de zure kers wordt voor de industriële verwerking gebruikt. Beide soorten stammen waarschijnlijk uit Zuidoost-Europa en West-Azië. Helemaal vast staat deze herkomst zeker niet. In Limburg komt een wilde variant van de zoete kers voor, de boskriek(kers).
De Luikse architect Etienne Fayn slaagde erin om een mooi stadhuis in Luikse classicisme te ontwerpen rond de oude halle en de belforttoren. De stadsmagistraat betrok zijn nieuwe symmetrische bouw in juli 1759 onder begeleiding van drie kanonsalvo's. De interieurafwerking, vooral door de modieuze Luikse vakmensen, moest toen nog beginnen.
Maar... die saaie horizontale kroonlijst wou de stad als bouwheer toch verbeteren. Kijkend naar Brabant en Antwerpen liet ze in 1766 zwierige frontons met klokgevel, curven en tegencurven plaatsen aan de hoofdgevel. Pater minderbroeder Johannes Bolgrez bracht een plan mee uit Antwerpen. Ook kwam er een dubbele puitrap naar de verdieping, om de begane grond te kunnen verhuren. Enkele jaren later verdween deze blijkbaar té bombastische ingreep terug.
Eigentijds kroniekschrijver Debruyn is genadeloos voor zoveel pretentie en tekent - met veel lekenfantasie - dit on-Luikse gedrocht. Hij schrijft ook hoe men half juni 1766 bouwt aan "eene nieuwe blauw steene balcon, ende het frontispicium wierd verciert met nieuwe crollen, oock met eenen nieuwen noijt in dese landen geinventeerde blauw steenen trap dienende tot spot der borgers ende vreemdelingen hier passerende om het onnodigh ende verquist geldt".
Van deze verbeteringsoperatie getuigt nog een jaartalsteen met stadswapen boven het balkon.
