De Ockeleye is de naam van één van beide rederijkerskamers in Sint-Truiden, die voor het eerst vermeld worden in 1495. Vermoedelijk bestonden de Okelei en de Rozenkrans reeds veel eerder. ’s Zondags voor de vasten van het jaar 1495 speelde de Okelei toneel, een luchtig carnavalesk stuk in het kader van vastenavond. In de 15de en 16de eeuw luisterden de rederijkers talrijke processies op. Dat kon eenvoudig door hun aanwezigheid in hun kleurrijke uniformen. Vaak verzorgden ze voorstellingen van bijbeltaferelen of heiligenlevens, soms staand of stappend in de processie, maar meestal vanop hun speelwagens. Met het opkomend protestantisme, en de contra-reformatie als tegenreactie, worden de beide rederijkerskamers herhaaldelijk ter verantwoording geroepen door de stadsoverheid.
In 1568, nadat Willem de Zwijger met zijn geuzenleger de stad had ingenomen, werden de twee rederijkerskamers afgeschaft door een besluit van de overheid. Nadat abt Christoffel de Bloquerije na het betalen van losgeld naar de abdij was kunnen terugkeren, werd in 1569 een nieuwe rederijkerskamer opgericht, De Olijftak. Door allerlei bepalingen wordt de werking van deze nieuwe kamer door de abt en de prins-bisschop nauwgezet gecontroleerd.
Dr. Fl. Van Vinckenroye, De geschiedenis van de rederijkerskamers De Ockeleye en De Roosencrans te Sint-Truiden, in: Historische bijdragen, Sint-Truiden, 1968.
Sint-Truiden 11.05.1145
Jong ingetreden als monnik. Cellarius en cantor 1108, proost 1112. Ondanks protest van graaf van Duras tot abt gewijd in Fosse 1138. Restaureerde verder de abdij na Rodulfus o.a. slaapzaal, kapittelzaal en infirmerie. Was in conflict met Arnold van Diest en maakte bezetting mee door Godfried van Brabant in 1140 en 1142. Ontving talrijke schenkingen van lokale burgerij, maar onderging brouwersopstand in 1143-1144. Liet goed in Hakendover na. Begraven in midden abdijkerk 1145.