Schurhoven is een uitgestrekte parochie buiten de stadsmuren.Het strekt zich uit van Nieuwpoort richting Tichelrij naar de Zepperenweg, Bauterhoven, de Cabey, Bernissem, Terbiest, het industrieterrein , ’t Meiland , ’t Speelhof , Begijnhof en de straten rond het Vissegat ( buiten de muren)
De eerste naamvermelding dateert van 11O7 : Scurehove en duidt op de verschillende schuren en hoven er gebouwd waren op de vruchtbare grond. Zelfs Rodolfus (abt -11O8 -1136) wijst erop dat er voor de poort een grote hoeve lag van de abdij. De twee kleinere, die onrechtmatig ingenomen waren voegt hij terug bij de abdij zodat ze de abdij 7 extra penningen per jaar opbrachten. Ook in de bulle van paus Innocentius III is er in 1215 sprake van Schurhoven.
De kronieken van de abdij beschrijven dat in 1240 de abdij 6 bunders landbouwgrond in Schurhoven schenkt aan het hospitaal in de Stapelstraat. In 1254 woonde er aan de kerk een kluizenares Magtildis . Zij kreeg volgens het manuaal van abt Willem ven Rijckel jaarlijks dezelfde hoeveelheid brood als de monniken. In1258 bracht dezelfde abt alle begijnen die verspreid waren over de verschillende parochies bijeen in de buitenwijk Schurhoven en liet hun daar de Agneskerk bouwen. Hij schonk hun 132 relieken. Zij mochten er huizen bouwen en een stevige muur werd rondom gebouwd .De meesteres van de begijnen moest in ruil op de sterfdag van Sint-Trudo (23 november) een gouden penning op het altaar van Trudo offeren. En, zij waren verplicht om hun graan te laten malen in de molen van Melveren.
Wat betreft de kerk is er reeds in 1216 sprake van een Sint-Jacobuskerk. Zij lag op de route voor de bedevaart naar Compostella en dus buiten de stadsmuren om ongure types uit de stad te weren. De vorige kerk is verdwenen en de huidige kerk is gebouwd tussen1771 en 1777. Het is een classisistische zaalkerk die verschillende kunstschatten van Nonnenmielen bevat o.a. de dubbele binnendeur met Luiks houtsnijwerk, een Ancionorgel, een Lutgardisbeeld, een schilderij : de aanbidding van de herders, een calvarievoorstelling met uiterst rechts de gebouwen van Nonnenmielen bijgeschilderd. Het Sint-Jorisbeeld (feestdag 23 april) is afkomstig van de kapel van het kasteeldomein Terbiest. Het 16de eeuwse Sint-Jacobusbeeld ( feestdag 25 juli) staat in het rechteraltaar. De preekstoel combi biechtstoel en andere biechtstoel zijn eveneens afkomstig van Nonnenmielen. Boven deze laatste hangt de kast van het broedersschap van O.L.Vrouw van Scherpenheuvel. De processie naar Scherpenheuvel op pinkstermaandag, zowel te voet als met bus was zeer bekend. Het 16de eeuwse Christusbeeld hangt centraal tussen de parochiale gebeurtenissen. De gepolychromeerde Piëta van rond 1500 is afkomstig van het kerkje van Guvelingen. Ernaast hangen de zijpanelen van een H.Kruistriptiek met links Sint-Helena met kruis en rechts Constantinus met kruis. Op de keerzijde staan een madonna en een bisschop.
Een grafsteen uit de eerste kerk lag tot in1993 op het kerkhof, werd gerestaureerd en bevindt zich rechts vooraan in het koor. Op de steen staat de afbeelding van Christiaen de Bloquerie( 1575) en Margaretha van Printhage (1564). Zij waren de eigenaars van het kasteel van Terbiest en hij was commandeur van de prinsbisschop.
De glasramen zijn van 1926 en stellen godsdienstige taferelen voor.
Aan de buitenkant van de kerk vinden we de grafsteen van het H. Janneke .
Rondom de kerk is het kerkhof gelegen .Het is nu de grootste begraafplaats van de stad.
Clement Cartuyvels was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek.
De bank Cartuyvels:
Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na.