Henriette d' Oultremont

Henriette d' Oultremont

Een omstreden huwelijk

L.Roppe

De figuranten waren Willem I van Oranje , koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Henriette d' Oultremont de Wégimont , zus van graaf Charles d' Oultremont van Duras ,die getrouwd was met Louise van der Noot van Duras. Het ware verhaal speelt zich af rond 1830 de afscheiding van België .

Graaf Charles was hofmeester aan het hof van koning Willem I en Henriette hofdame aan het hof van de koninginWilhelmina . Willem I was getrouwd met zijn volle nicht Wilhelmina van Pruisen.

Wanneer Wilhelmina overlijdt in 1837 laat de koning zijn oog vallen op de veel jongere Henriette . In Nederland ontstond er rumoer want zij was Belgisch en katholiek en hij koning der Nederlanden en protestants. Maar in 1840 deed de koning troonsafstand en huwde toch Henriette. Hij verliet zijn land en voortaan heette ze graaf en gravin van Nassau. In 1843 overleed Willem en Henriette ging wonen in een kasteel in de nabijheid van Aken .

Spotprent vertrek Willem 1


Verscheidene voorwerpen van Henriette bevinden zich nog op het kasteel van Duras : een borstbeeld, een portret van de koning, een maquette van het grafmonument van koning Willem, een haarlok, een diamant van de bruiloftsring ....... Octave d'Oultremont , zoon van Charles en Louise, was het petekind en erfgenaam van Henriette .

Maar er werd iets ontdekt op het kasteel van Duras.

De parochiekerk van Wilderen had geen brandkast om de benodigdheden van de eredenst in op te bergen. En de pastoor had hierover met graaf Emmanuel gesproken. Die had nog een brandkast op zolder, maar er was een probleempje de sleutel was verloren. Toen de brandkast naar beneden werd gedragen viel ze en de zware deur ging open. In de brandkast lagen verscheidene pakjes met lintjes samengebonden. Het waren brieven van de koning, van Henriette , de kroonprins latere koning Willem II en van vrienden. Gouverneur Louis Roppe deed verder onderzoek in Nederland en Duitsland en dit vormde de basis voor zijn boek " een omstreden huwelijk."

ONTDEKKING VAN DE DAG

Brandende bokkenrijders

Brandende Bokkerijders

Blauwe steen

Achter het piramidekerkje van Bautershoven  houdt een blauwe steen zich recht in de graskant. Gelukkig heeft iemand er een boompje naast geplant, anders rij je er zo voorbij.

Hendrik Prijs, onze Limburgse Elsschot, schreef het trieste verhaal van Suske de Poup  en het Voorvelleke . Dat deden later ook historieschrijver Achille Thijs, de dialectkring Het Neigemenneke en historicus Frank Decat.

Die twee bejaarde vagebonden werden volgens de ingekapte tekst op de steen hier levend verbrand begin oktober 1784. Ze hadden de Gebrande winning  in de fik gestoken, verderop richting stad.

Nu laait het vuur daar alleen nog op onder het fornuis om de restaurantbezoekers te verwennen met een zakenlunch. In de zijgevel boven een poortje lees je het jaartal 1785 en de initialen van pachter Van den Hove op de sluitsteen.

Onderschrift bij deze foto

Beruchte Bokkenrijders

De bokkenrijders liggen nog in ons gezamenlijk geheugen, al was het maar door een album van Suske en Wiske. Maar of de twee brandstichters bij zo'n bende hoorden? In elk geval biechtten ze op dat op de heide 't Dekket in Zepperen  een duivelse eed van zwijgplicht was afgelegd. Aanstokers waren vier Walen, maar die zijn nooit gesnapt. Criminelen in de jaren 1700 probeerden wel meer bij de rijke boeren geld af te persen. Ze dreigden met brandstichting in een anonieme brief, vastgebonden aan de ring van de poort. De lemen boerderijen onder strodak waren een weerloze prooi.

Petit en Martens voerden hun dreigement uit maar vielen al snel in handen van de schout, zowat de sheriff of politiecommissaris in die tijd. Ze werden gefolterd bij hun verhoor en terechtgesteld aan het Gebrand Lindeken, richting Zepperen. In de stoet ging het van de stad naar de bewuste plek. Suske (Martens) en het Voorvelleke  (Petit) werden iets voor de middag op twee passen van elkaar aan een balk geketend. Ze leefden volgens het executieverslag nog drie tot vier minuten in het vuur, maar waren na twee uren nog slechts een hoopje asse.

Het Voorvelleke

Dat was de bijnaam van een Franse deserteur, Petit die altijd een lederen smidsvel droeg. Hij huysde, hoetelde en boddelde   met de buurvrouw van Suske en met twee Walen. Zijn veertienjarige zoon kreeg wroeging en praatte zijn vader na één week al aan de brandstapel. Truienaar Suske of Fransciscus Martens was een strodekker en leemplakker uit de Hel , een volkswijk nabij de Diestsepoort. Hij was ooit getrouwd geweest met een ware 'poup' van een vrouw, die stierf op bedevaart naar Compostela. Sus hertrouwde later met de dievegge Anastasia Kaky . Die zorgde voor de vuurlonten. Anastasia was een taai wijf en doorstond eerst de tortuur van tenenrek, duimschroeven en 'Spaanse' spanlaarzen. De strappade of de katrol waarmee de beul haar armen achterwaarts optrok deed Kaky uiteindelijk bekennen. Ze werd als medeplichtige gewurgd en geroosterd op de Grote Markt. Haar verminkte lijk hing later als afschrikking in een gaffel op de gerechtsplek van de abt, nu op de kruising van Tramstraat en Halmaalweg .

Het Zwakke Verzet

Hendrik Prijs gaf zijn roman Het Zwakke Verzet uit in 1942. Hij las daarvoor de originele processtukken door. Een proefje van de woorden die hij Suske in de mond legt: De groote winning stond, lijk de oogst in het veld, van de geweldige hitte der laatste dagen poederdroog en als te wachten op ons vonkje vuur. Met vieren hebben we het hem gelapt. De twee Walen, het Voorvelleke en ik. Petit bracht zijn melkmuil van een zoon mee. Ik keef hem verdacht aan, de kerel had een te eerlijk gezicht om betrouwbaar te zijn en bood te veel tegenstand. 'Hij kan een handje bijsteken', sprak het Voorvelleke, 'hij moet meer man worden'. 'Zijn wij geen mans genoeg, Voorvelleke?' 'Muil, dicht en aan 't werk!'


Mijnheer Keyenberg

De rijke Lambert Keyenberg-Baltus had bij Bautershoven-Bernissem  tussen de twee oorlogen een eigen vliegveld en liet naar verluidt de boodschap op hout uit 1784 vastleggen in de huidige steen aan de wegkant.