Aalst

Aalst

Het komdorp Aalst bij de Melsterbeek heet officieus ‘Aalst-bij-Sint-Truiden ’ om verwarring met de gelijknamige Oost-Vlaamse ajuinenstad en het Nederlandse dorp te vermijden.

De Aalstenaren wonen op 60 tot 65 m hoogte aan de oevers van de Melsterbeek , die zelfs met het wachtbekken De Wiel  (°1987 en uitbreiding in 2003) van een goede 16.000 m3 opvangcapaciteit niet altijd in te tomen valt. Nog in augustus 1992 braken de dijken. De inwoners van Aalst kregen ooit de spotnaam ‘Tijlozen ’. Vandaar de straatnaam ‘Narcissenlaan’ in de nieuwe wijk. 

Voor zo’n klein dorp – de bevolking vertienvoudigde tussen 1650 en 2000 tot duizend – telt men er opvallend veel grote namen. Theologieprofessor Arnold Tits  (+1851), Vlaams letterkundige en pennestrijder Steven Prenau  (+1929) en meer recent Boerenbond-topman en senator Max Smeers  (+2009). De lokale Boerengilde  (°1894) en de fanfare Vermaak na Arbeid  (°1907) zijn meer dan een eeuw oud. 

Vanaf 1966 organiseren de boeren hier onderlinge hulp bij problemen. Een mooie gemeenteschool met burgerhuis voor de onderwijzer (°1905), maar ook een eigen gemeentelijke feestzaal (°1975) onderstrepen het fiere karakter van dit landbouwdorp.

Pierre DIRIKEN, Geogids Sint-Truiden. Rondom, (Toeristisch-recreatieve atlas van Vlaanderen. Haspengouw), Kortessem: Georeto, 2009, p. 92-97.



                                        

ONTDEKKING VAN DE DAG

Een marmeren buste voor de oud-burgemeester

Clement Cartuyvels  was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek. 



De bank Cartuyvels:



Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels  in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na. 







Lees: 
Wie was wie in Sint-Truiden?, Sint-Truiden: Stedelijke openbare bibliotheek, 2011, p. 39 en 43-45.