Archeologische site: Velm Voetbalterrein (projectcode 2018D284)

In 2008 werd een archeologische opgraving van het voetbalterrein in Velm uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd naar aanleiding van de aanleg van het kunstgrasveld waarbij een deel van het terrein werd uitgegraven.

Tijdens de opgraving werden in totaal 22 sporen aangetroffen en geregistreerd. De archeologische sporen kunnen globaal in volgende categorieën opgedeeld worden, nl.: crematiegraven, paalkuilen en overige kuilen.

De drie crematiegraven zijn in de late bronstijd te situeren. Daarnaast werd een Romeinse extractiekuil voor leemwinning gevonden. De paalkuilen zijn allen recent te dateren. In totaal werden 136 scherven ingezameld en gedetermineerd, die voornamelijk in de late bronstijd te dateren zijn.

De graven kunnen toegeschreven worden aan de urnenveldencultuur (ca. 1050 – 800 v.Chr. / late bronstijd tot vroege ijzertijd).

Het hoofdkenmerk van de urnenveldencultuur is de crematie van de dode, het plaatsen van de crematieresten in een urne en het bijzetten van de urne in vlakgraven in uitgestrekte grafvelden (van enkele tientallen tot honderden graven).

De graven zijn uitsluitend crematiegraven, gekenmerkt door een sober grafritueel met meestal slechts schaarse grafgiften. In de meeste gevallen beperkt het zich tot een enkel object, een beker of geoorde kom.

In de graven die tijdens dit onderzoek werden aangesneden werden de urnen met de crematieresten niet aangetroffen, wellicht door het feit dat de grafkuilen te ondiep bewaard zijn en de urnen dus reeds weggegraven zijn.

Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat (een deel van) het terrein in de late bronstijd in gebruik is geweest als grafveld. In de Romeinse periode werd er aan leemwinning gedaan. Bewoningssporen uit deze periode, waarvoor de leemwinning mogelijk bestemd was, werden niet aangetroffen binnen het onderzoeksgebied.


ONTDEKKING VAN DE DAG

Een marmeren buste voor de oud-burgemeester

Clement Cartuyvels  was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek. 



De bank Cartuyvels:



Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels  in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na. 







Lees: 
Wie was wie in Sint-Truiden?, Sint-Truiden: Stedelijke openbare bibliotheek, 2011, p. 39 en 43-45.