Hamerbijlen zijn doorboorde stenen hamers, ook wel strijdhamers genoemd. Hamerbijlen onderscheiden zich van andere stenen bijlen door een doorboring die loodrecht op de lengteas is aangebracht. Met deze doorboring kon de stenen bijl aan een houten steel worden vastgemaakt. De achterkant bestaat meestal uit een stomp, afgeplat hamervormig eind. Ze werden gebruikt als wapens, om hout te splijten, om bomen te kappen, als statussymbolen of als ruilobjecten.
Stenen hamerbijlen werden al gemaakt in de bandkeramische periode (5300-4900 v. Chr.), maar komen dan nog niet veel voor.
Vooral in de Rössen-periode (4900-4300 v. Chr.) en het laat-neolithicum (3200-2000 v. Chr.) komen ze volop voor in Limburg, vooral in de Maasvallei en het oostelijke gedeelte van het Kempisch plateau. In de Rössen-periode werden ze eerder gebruikt als ruilobject bij contacten tussen de eerste landbouwers en de lokale jagers-verzamelaars.
In het laat-neolithicum waren ze allicht eerder grafgiften en worden ze dan ook vaak in graven uit deze periode teruggevonden.
Hamerbijlen zijn gemaakt van de meest harde steensoorten zoals diabaas, doleriet, gabbro en amfiboliet. Veel bijlen van de Rössen-cultuur werden in amfiboliet gemaakt. Dit is een grondstof die allicht uit de westelijke Karpaten afkomstig is, ongeveer 1000 km van hier. Tijdens het laat-neolithicum kwamen de grondstoffen eerder van de Noord-Nederlandse en Noord-Duitse gletsjerformaties.
De Zondag-middag is héél ingetogen.
De luchten, klaar van winterkilte, beven
met teeder rood van lage zon doorweven;
de luchten, waar geen vogel komt gevlogen...
De middagrust mag gééne stoornis doogen.
Al wil somwijlen vluchtig óverzweven
een verre galm van joelend kinderleven :
dra weegt de klare rust weer onbewogen.
Is het in sneeuw – die dezen nacht zoo zacht
de stille stede zwachtelde in heur vacht –
dat doezel-vaag verdooven nu geluiden?
O vrome middagvrede van Sint-Truiden,
dat om te ontwaken uit zijn sluimer, wacht
tot plotse kloosterklokken vespers luiden !