Bijzondere vondsten: Hamerbijl

Hamerbijlen zijn doorboorde stenen hamers, ook wel strijdhamers genoemd. Hamerbijlen onderscheiden zich van andere stenen bijlen door een doorboring die loodrecht op de lengteas is aangebracht. Met deze doorboring kon de stenen bijl aan een houten steel worden vastgemaakt. De achterkant bestaat meestal uit een stomp, afgeplat hamervormig eind. Ze werden gebruikt als wapens, om hout te splijten, om bomen te kappen, als statussymbolen of als ruilobjecten.

Stenen hamerbijlen werden al gemaakt in de bandkeramische periode (5300-4900 v. Chr.), maar komen dan nog niet veel voor.

Vooral in de Rössen-periode (4900-4300 v. Chr.) en het laat-neolithicum (3200-2000 v. Chr.) komen ze volop voor in Limburg, vooral in de Maasvallei en het oostelijke gedeelte van het Kempisch plateau. In de Rössen-periode werden ze eerder gebruikt als ruilobject bij contacten tussen de eerste landbouwers en de lokale jagers-verzamelaars.

In het laat-neolithicum waren ze allicht eerder grafgiften en worden ze dan ook vaak in graven uit deze periode teruggevonden.

Hamerbijlen zijn gemaakt van de meest harde steensoorten zoals diabaas, doleriet, gabbro en amfiboliet. Veel bijlen van de Rössen-cultuur werden in amfiboliet gemaakt. Dit is een grondstof die allicht uit de westelijke Karpaten afkomstig is, ongeveer 1000 km van hier. Tijdens het laat-neolithicum kwamen de grondstoffen eerder van de Noord-Nederlandse en Noord-Duitse gletsjerformaties.

Deze hamerbijl werd in 2022 door de eigenaar geschonken aan het GAZO-depot. Hij werd gevonden als een losse vondst in Brustem.


ONTDEKKING VAN DE DAG

Alomme rust

Alomme rust

De Zondag-middag is héél ingetogen.
De
luchten, klaar van winterkilte, beven
met teeder rood van lage zon doorweven;
de luchten, waar geen vogel komt gevlogen...

De middagrust mag gééne stoornis doogen.
Al
wil somwijlen vluchtig óverzweven
een verre galm van joelend kinderleven :
dra weegt de klare rust weer onbewogen.

Is het in sneeuw – die dezen nacht zoo zacht
de stille stede zwachtelde in heur vacht –
dat doezel-vaag verdooven nu geluiden?

O vrome middagvrede van Sint-Truiden,
dat om te ontwaken uit zijn sluimer, wacht
tot plotse kloosterklokken vespers luiden !




Onderschrift bij deze fotoLit.: P. DE PAUW, recensie in Boekengids, 1, 1923-1924, nr. 361; L. BRANS, Hilarion Thans o.f.m., in Monografieën van de Koninklijke Vereniging van Limburgse Schrijvers, 3, nr. 4, december 1992.
Gedicht in Hilarion THANS, Omheinde hoven, 4de uitgave, Mechelen, Sint-Franciscusdrukkerij, 1927, p. 35.
Hilarion Thans (Maastricht 1884 – Lanaken 1963), minderbroeder en auteur. Gedicht geschreven tussen november 1909 en maart 1910 op onoogige papiertjes toen de jongeman bedlegerig was van een bloedspuwing in het Sint-Truidense klooster. Uit de bundel Ziekebloemen. II. Open ramen. Voor het eerst verschenen onder pseudoniem F.M. Minderbroeder in ’t Daghet in den Oosten, 16, 1910, p. 58 als gedicht nr. XXI met bijhorend citaat Facta est tranquillitas Magna. En er kwam een groote rust (Evang.).