In Brustem werd een nieuwe woonzone met 22 woningen en ondergrondse parkings gerealiseerd door sociale huisvestingsmaatschappij Nieuw Sint-Truiden cvba. De infrastructuurwerken, zoals wegenis- en rioleringswerken, werden uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW).
Tijdens het proces van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag adviseerde het agentschap Onroerend Erfgoed een archeologisch onderzoek, omdat eerder onderzoek wees op mogelijke historische sporen. Dit onderzoek, uitgevoerd in 2015 door het Vlaams Erfgoed Centrum, heeft een schat aan vondsten uit verschillende perioden opgeleverd.
Uit de opgravingen blijkt dat het gebied doorheen de geschiedenis intensief werd gebruikt. Sporen uit het Vroeg-Neolithicum (ca. 5105-5005 v. Chr.) tonen aan dat er mogelijk een nederzetting was. Een opmerkelijke vondst uit deze periode is een vrijwel complete maalsteen, vermoedelijk bewust begraven.

De Midden-IJzertijd laat eveneens duidelijke bewoningssporen na, waaronder kuilen en een mogelijke oven. Een unieke vondst is een rood beschilderde pot met ingelegde tinfolie, een zeldzaam geïmporteerd object dat wijst op een ver handelsnetwerk.

Uit de Romeinse tijd zijn een waterput en een afvalkuil aangetroffen, wat erop wijst dat er in de buurt een kleine nederzetting was. Er werden ook munten aangetroffen. De hoeveelheid Romeins aardewerk is beperkt, wat suggereert dat het hier niet om een groot woongebied ging.

De meeste sporen dateren uit de Middeleeuwen, een periode waarin Brustem een belangrijke rol speelde. Opmerkelijk zijn twee metalen fibulae uit de Merovingische en Karolingische periode. In de Volle Middeleeuwen werd het terrein meer intensief gebruikt, mede door de aanwezigheid van de Sint-Eucheriuskapel. Ambachtelijke activiteiten vonden plaats, maar de exacte aard ervan blijft onduidelijk.

Uit de Late Middeleeuwen (1200-1425) zijn er aanwijzingen voor boerenerven met landbouw en veeteelt. Op beperkte schaal werd metaalbewerking uitgevoerd en mogelijk bakstenen gebakken. De vondst van een pelgrimsampul en diverse munten duidt op contacten met pelgrims die de kapel bezochten.

De vondsten aan de Kapelhof in Brustem werpen nieuw licht op de bewoningsgeschiedenis van de regio en tonen aan hoe het gebied door de eeuwen heen gebruikt werd. Hoewel de werken voor de nieuwe woonzone onvermijdelijk enkele sporen zullen vernietigen, zijn de archeologische gegevens zorgvuldig gedocumenteerd en dragen ze bij aan ons begrip van het verleden. Deze opgraving bevestigt opnieuw het rijke historische erfgoed van Brustem en de bredere regio, en toont het belang aan van archeologisch onderzoek bij stedelijke ontwikkelingen.
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.

De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.

De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.


Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.
