Chaussée

Chausséé d’ amoer

Moe zin de métskes van plezier ?
Dé zitte in Brustem, dé zitte in Brustem!
Moe zin de métskes van plezier?
Dé zitte in Brustem, ver ’t groewet vertier.


Strofen
(melodie Lily Marleen)
Op de Luiksestieweg do zin de lichtjes rood,
Achter de vitrine zitte de mètskes half …. Bloewet,
Ze zitte do te wachte op ne stoewet,
Van ne kloewet,
ne ferme kloewet,
Joa, op de Chaussee d’ amour,
Joa, op de Chaussee d’ amour,

Refrein

Op dé Luiksestieweg do moug dzje zeivetig gon,
Ma ver goed te lette blijf dzje wol beter ston,
Rijd op de parking iel gewoen,
En aat oer vinsters dan mar schoewen
Ja, op de Chaussee d’ amour.
Joa, op de Chaussee d’ amour,

Refrein

Op de Luiksestieweg stie meinig hoerderij,
De zitte de scheupkes miestal zij on zij,
Ze ligge do te wachte op ne bok,
Be ne ferme stok,
En un iel brok.
Joa, op de Chaussee d’ amour.
Joa, op de Chaussee d’ amour.

Refrein

Moe zin de métskes van plezier ?
Dé zitte in Brustem, dé zitte in Brustem!

Moe zin de métskes van plezier?
Dé zitte in Brustem, ver ’t groewet vertier.

Moe zitte de mennekes van plezier ?
Zeiker nè in Brustem, zeiker nè in Brustem!

Moe zitte de mennekes van plezier?
Zeiker né in Brustem, want dé ston hier.

(Melodie: Le plus beau Tango du monde)
Natasha, Sylvia en Nicoletta,
Brigitta, Lolita en Marjolin,
‘t Zin de mè-etskes moe ‘ch blijf van dreume,
Ma ich weit né wei ich d’r on begin….
Monica, Saskia en Angelina,
Stefanie, Annemie en Alfonsin.
’t Zin de vroulie moe ich wil bij dreume,
Ma geen ien dè ich eigelek te goei kin.

tekst Rudi Festraerts.
Refrein (Melodie Mannekens van plezier)


ONTDEKKING VAN DE DAG

Een marmeren buste voor de oud-burgemeester

Clement Cartuyvels  was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek. 



De bank Cartuyvels:



Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels  in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na. 







Lees: 
Wie was wie in Sint-Truiden?, Sint-Truiden: Stedelijke openbare bibliotheek, 2011, p. 39 en 43-45.