Haenen, Hendrik, "Hieronymus", benedictijn

Velm 13.10.1752   Aalst OVl. 26.07.1809 

Zoon van welstellend landbouwer Hendrik en Elisabeth de Bruyn.  

Humaniora Sint-Truiden en filosofie in De Valk Leuven olv. prof. P.J. Heylen. Benedictijn Affligem 1771, priester 1777. Lector 1784, novicenmeester 1790 en econoom 1793. Op vlucht naar Utrecht voor Fransen 1794. Terugkeer en uit abdij gezet door Fransen 1796. Naar kasteel Oostham bij Aalst OVl. Kloostergemeenschap uit elkaar november 1798. In huis ‘Den Rooijen Hoet ’ Aalst. 

Eed van trouw januari 1797 als enige monnik  van Affligem, herroepen in 1801, maar toch enkele weken gestraft door kerkelijke overheid. Ex libris 1786.

Lit.: Erik HOUTMAN, Dom Hieronymus Haenen, monnik van Affligem (1752-1809) en zijn familie, in Vlaamse stam, 11, 1975, p. 41-45; HBVL, Familiekroniek, 11.01.1986.
ONTDEKKING VAN DE DAG

De Alvermannekes

De Alvermannekes

Te Engelmanshoven  heeft mijn mam de pijp gezien waar de alvermannekens uitkwamen. Die hadden in de grond kasten en tafels van aarde. En als ge moest wassen of bakken, dan moest ge maar een goeie koek gereed leggen en zeggen:

'Ik wou dat de alvermannekens kwamen bakken',

dan kwamen ze uw werk doen. '

Ik heb eens horen vertellen van een vrouw die zonder 'maagd' zat en die wenste dat de alvermannekens kwamen.

'Ik zal een teil rijstpap voor hen maken' zei ze.


Maar toen kwamen ze daar altijd en ze waren daar zo thuis dat ze in de keuken kwamen. En toen daar een nieuwe 'maagd' was, vielen ze die altijd lastig en die was kwaad. Toen zei de vrouw dat tegen een overste van de alvermannekens.

'Weet ge wat ge doet, zei die, het is een 'mottig' middel, als ze nog eens komen, dan geeft ge haar een snee brood en dan moet ze gaan zitten en kuimen of ze moet pissen en kakken.'

Met acht man kwamen ze binnen en toen deed die dat en toen ze dat zagen, riepen ze allemaal gelijk:

'Haaaa, foei, eten, bijten, schijten, zijken gelijk, haaaa, foei!' 

en toen liepen ze weg, terwijl ze hun neus toehielden en ze zijn niet meer teruggekomen.

Opgetekend door F. Beckers in 1948

 Bron: volksverhalenbank.be