Le conseil vient de nous doter
D'une dernière nouveauté,
C' est encor' nous qui d'vrons payer
Cett' blague, excessivement chère;
Sous la vill' ça passe partout.
Les rues ne sont plus qu' boss' et trous;
On appelle ca des égouts,
Mais c'est une bien sale affaire!
C'est l’hygien' qui le voulait,
Parait qu'ça sentait trop mauvais
Dans certains endroits qu'on connait
Même en plein centre de la ville ;
Depuis lors ça pue bien plus fort,
Bigre! ça n' sent pas l’ Safranor,
Des bacs, soi-disant inodor's,
Le parfum traverse la grille !
On nous promet pour bien longtemps
Tous ces jolis désagréments;
L'etranger croit réellement
Voir les suit's d'un tremblement d' terre !
Et même un jour il arriva
Qu'un notair' trop fort se pencha,
Car son chapeau dégringola
Dans un' tranché, qu'on venait d' faire.
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.