Een van mijn broers was ziek en 's nachts konden we hem niet in 't bed houden, zo ging die te werk. Ze zegden ons: 'Ge moet eens naar Suske van 't hospitaal gaan, dat is ene die van alles weet'. En Suske kwam en toen had hij een koord en daar hing een sleutel aan die draaide. 'Ze hebben het jongske vast, ik zal ze doen inkomen die 't manneke vastheeft', zei Suske. Ik pakte 't broodmes op van 'colère' maar toen zei Suske: 'Nu doe ik ze niet komen, maar weet ge wat, de volgende nacht moet ge een mes met de steel op 't hart van 't jongske houden.' En ik en een kameraad zaten toen aan weerskanten van 't bed en zo hadden we het mes vast. Gelijk 12 uur sloeg, kwam me daar een slag gelijk de donder, en alle deuren die gesloten waren, vlogen open en 't jongske vloog tot tegen het plafond. Daarna is daar niets meer gebeurd. Er leven nog veel mensen die dat gehoord hebben en die kunnen getuigen dat ik u niets wijsmaak.
Opgetekend in Sint-Truiden: F. Beckers, 1947
In Melveren , een gehucht van Sint-Truiden, woonde een zekere X. Op zekere dag ging X met zijn vriendin naar de kermis in Kortenbos. Deze man had echter een pact gesloten met de duivel, wat betekende dat hij regelmatig enkele uren als weerwolf moest rondlopen. Omdat X op de kermis plots voelde dat dat moment was aangebroken, zei hij tegen zijn vriendin: "Als je een hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Op die manier zal het beest je geen kwaad doen."
Omdat een weerwolf geen kruis kan oversteken, moet hij de draadjes van de zakdoek één voor één uitrafelen vooraleer hij verder kan.
Het meisje antwoordde: "Neen, blijf maar bij mij!", waarop haar vriend: "Neen, ik moet dringend even een boodschap doen."
Toen X weg was, kwam er een lelijke zwarte hond naar het meisje toe. Ze deed onmiddellijk wat haar vriend had gezegd, waarop de hond de zakdoek in stukken scheurde. Een kwartier later kwam X terug. Zijn vriendin vertelde hem dat ze doodsangsten had uitgestaan terwijl hij weg was. Wat verderop ging het tweetal iets drinken in een café. Het meisje bekeek haar vriend eens goed, en riep geschokt: "Jij smeerlap, je bent het zelf geweest, want de vezels van de zakdoek hangen nog tussen je tanden!"
X zei dat ze het zich maar inbeeldde, maar het meisje wilde hem toch nooit meer zien.
Opgetekend door F. Beckers in 1947.
Bron: volksverhalenbank.be