In Vrijheers werden vaak heksenbijeenkomsten gehouden. Dat gebeurde in de weide van X tegenover de hoeve van de oude burgemeester. Een boer die dicht bij de weide woonde, had op een dag deelgenomen aan het eet- en drinkfestijn van de heksen. Omdat hij veel plezier had beleefd aan de heksenbijeenkomst, besloot de boer er dagelijks naartoe te gaan. Op een dag moest de boer echter niezen en zei daarna achteloos "God zegen me." Het volgende moment waren alle heksen verdwenen en stond de boer alleen in de weide. Sindsdien heeft de boer nooit meer de kans gekregen om aan een heksenbijeenkomst deel te nemen. De boer vond dat bijzonder jammer, want hij vond niets geweldiger dan gratis met iemand te kunnen meedrinken.
Te Vrijheers in een wei, dat heb ik dikwijls horen vertellen, daar kwamen de heksen bijeen. Dat was in Renottes wei tegenover de winning van de oude burgemeester, daar dansten ze en daar dronken ze wijn. Een boer die daar kort bij woonde, was eens bij hen geraakt en die had meegedaan en dat was hem zo goed bevallen, dat hij wel dagelijks naar de heksenvergadering ging. Maar op een keer niestte die boer en gelijk ze gewoon zijn te zeggen, zei hij ook 'God zegen me' en toen waren de heksen weg en van zijn leven is hij daar niet meer kunnen bij geraken, dat was erg voor hem, want hij dronk gaarne voor niets.
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Engelmanshoven
Clement Cartuyvels was de zoon van een zeepfabrikant op de Grote Markt en neefje van burgemeester Guillaume Vanvinckenroy . Hij droeg zelf de sjerp tussen 1899 en 1921. Op zijn CV lezen we: advocaat, bankier, provincieraadslid, gedeputeerde, vrederechter, gemeenteraadslid, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter Sint-Vincentiusgenootschap, derdeordeling en katholiek. Hij maakte de Belle Epoque in zijn stad mee: vernederlandsing van het bestuur, aanleg tramlijnen, riolering, waterleiding, bouw slachthuis, provinciale 'expositie' in 1907. Maar Clément moest ook de schok van de Duitse inval meemaken. Zijn zoon Paul, majoor van de Burgerwacht, verdween een jaar in Duitse kampen en hijzelf werd het laatste jaar van de oorlog uit zijn ambt ontheven. Clément woonde in de Capucijnenstraat in een herenhuis, later omgebouwd tot Sint-Annakliniek.
De bank Cartuyvels:
Clément stierf op zijn kasteeltje in Verlaine en kreeg, behalve een straatnaam (de vroegere Capucijnen- en Coemansstraat) in 1921, ook een marmeren borstbeeld. Toen zijn zoon notaris Paul Cartuyvels in 1927 zelf burgemeester werd, kreeg hij van zijn makkers oud-burgerwachten een ontwerptekening voor een borstbeeld van zijn papa cadeau. De ontwerper was niemand minder van Victor de Haen uit het Brusselse, die ook de wedstrijd had gewonnen voor het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog op Sint-Marten. Op kosten van het stadsbestuur werd de buste in marmer uitgevoerd en prijkte voortaan in het stadhuis. Momenteel in erfgoeddepot bij de Zusters Ursulinen. Vermits het beeld postuum werd getekend, herken je duidelijk de pose op het bidprentje van Clément Cartuyvels. Op zijn linkerschouder liet de beeldhouwer van het witte marmer zijn naam in sierlijke letters na.