Een man was 's avonds laat nog bij een smid in Gelinden. Wanneer de man naar huis vertrok, zei de smid "Ga niet langs het Paardskerkhof in Engelmanshoven, want je weet toch dat daar een veulen rondloopt dat niet deugt." De man antwoordde "Ik ben voor niets bang en ik durf wel langs daar gaan." Toen de man op het Paardskerkhof liep, sprong er echter plots een weerwolf op zijn rug. De poten hingen over zijn borst en leken op die van een veulen. De man heeft de weerwolf moeten dragen tot hij thuis was. Daarna ging de man in zijn bed liggen, waar hij is gestorven van angst.
Nog een, en dat is echt gebeurd, wouden de mensen hebben.Er was eens ene bij de smid te Gelinden en daar zeiden ze toen het al laat werd 'Gaat toch niet over het Paardskerkhof te Engelmanshoven, ge weet toch dat het daar niet deugt, dat veulen daar.' - 'Daar durf ik doorgaan, daar zit ik niets mee in, ik geef voor niets' zei die. Maar toen hij op het Paardskerkhof kwam, sprong de weerwolf in zijn hals, dat was gelijk een veulen en zijn voorste poten hingen zo op zijn borst. En hij heeft het moeten dragen tot aan zijn huis. Daar sprong het af en het ging op de poort liggen en hij is langs achter binnengegaan en hij is in 't bed gaan liggen en hij is ervan gestorven. Dat vroeger meer bestond als nu, dat is zeker.
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Engelmanshoven
In 1879 werd een spoorlijn geopend tussen Neerlinter en Tongeren. Vooral bedoeld om in onze omgeving bietsuikerfabrieken (Ordingen en Bernissem) en de opkomende fruitexport naar het Duitse Ruhrgebied te bedienen. Door het heuvelige terrein waren dijken en doorsnijdingen noodzakelijk. Zo ook op de Honsberg op het drielandenpunt tussen Ordingen-Rijkel-Zepperen, met overbrugging.
Het private project voor Aken-Brussel mocht niet concurreren met de bestaande staatslijn Tienen-Luik en werd dus beperkt tot een kronkelend tracé Neerlinter-Tongeren. Aanvankelijk waren er ook weinig haltes (Zoutleeuw, Ordingen, Borgloon en Pringen), maar dat werd in 1897 aangevuld met haltes in Wilderen, Melveren, Bernissem, Hoepertingen, Kerniel en Jesseren) Daarom kreeg het bareelwachtershuisje uit 1878 in Wilderen in 1896 een heus station tegenover zich.
In de Eerste Wereldoorlog werkten de Duitsers aan de missing link Tongeren-Aken met viaduct in Sint-Martensvoeren.
In 1957 werd het personenvervoer op deze lijn 23 gestopt en vervangen door autobuslijnen. In 1968-1988 verdween ook het goederenvervoer voor lokale nijverheden. De sporen werden geleidelijk opgebroken tussen 1968 en 1989. In 1992 kwam er een toeristisch fietspad op het (deels) bewaard gebleven tracé.
Ordingen werd, weliswaar meer naar Zepperen toe, een draaischijf van goederen- en personenverkeer. En uiteraard kwam er de onvermijdelijke stationsherberg (1895). Het station maakte plaats voor de N718, bedoeld als oostelijke omleiding rond Sint-Truiden en aansluiting op de beruchte A24-autosnelweg., maar slechts uitgevoerd tussen Melveren en Ordingen.
Jammer genoeg waren spoorlijn en brug ook plaatsen van wanhoopsdaden en dramatische ongevallen. Zo ontdekten stationschef Miel Mommen en arbeider Lowieke Mertens in april 1943 'het lijk van een onbekende vrouwspersoon van ongeveer vijf- en twintig jaar'. De vrouw was ongelukkig op een betonnen seindraadpaaltje terechtgekomen bij haar ontsnappingssprong uit het Jodentransport XX vanuit de Dossinkazerne in Mechelen, gesaboteerd in Boortmeerbeek.
Nu is de spoorweg'zate' een verwilderde oase voor wild en vogels, hazelwormen, wijngaardslakken en dassen. Maar ook een magneet voor sluikstorters. Sommige delen van de spoorberm worden beheerd door natuurpunt omwille van de uitzonderlijke flora zoals knolsteenbreek, bosanemoon, slanke sleutelbloem, wilde marjolein, muskuskruid en brede wespenorchis.