Aan... (Alfred Weustenraad)

Aan…

Hij las mij uit enen dichter voor ;
maar mijn verstand en oog en oor,
hoe schoon ook lood het jeugdig gedicht,
hield ik, verstrooid, op hem zelve gericht,
bewonderend. - Hoe levendig bont
vloeide 'em gedicht uit oog en uit mond;
hoe lievelijk deze stemme klonk,
en hoe harmonisch die tale zong,
en hoe soms uit dat diepend oog,
de vonklende glanzende genster vloog,
die, met dien zwierigen levenden klem
en het beven en trillen dier zingende stem,
mij zeiden dat deze die tolkende las,
zowel als die dichtte, een dichter was.
Een dichter, een dichter ! 0 dunne gezaaid
zijn deze in wie d'heilige dichtvlamme laait!

Hoe menigmaal soms, wijl ’t gemeen hem bespot

Onderschrift bij deze fotoOf meêlijdend grimlacht en zucht : “Arme zot!”
Hoe menigmaal zoekt, wien de dichtvlam doorwoelt,
Een herte dat even als ’t zijne gevoelt,
Een dichter, omdat hem ’t aleen-wezen pijnt,
- hoe menigmaal zoekt hij – en nergens en vindt!


Lit.: Hugo VERRIEST,Twintig Vlaamsche Koppen, 2, 1901, p. 45-53, J. DROOGMANS, Overzicht van de letterkunde te Sint-Truiden, in J. Droogmans. Verzamelde opstellen uitgegeven ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag, Hasselt: Provinciale bibliotheek, 1955, 2, p. 55 en noot 2; W. BEELE, in Iepers kwartier, 2, nr. 3, 1966, p. 55-65; K.M. DE LILLE, in Iepers kwartier; 5, 1969, p. 51; Guido WULMS, in Appel, …1978…..
Albrecht RODENBACH, Aan…, in Verzamelde werken, 2. Al de gedichten, uitgave door Frank Bauer, Tielt-Den Haag: Lannoo, 1956. Fragment p. 222-223. Albrecht Rodenbach (Roeselare 1856 – Roeselare 1880), jong gestorven Vlaamse studentenorganisator, dichter en dramaturg. Gedicht in 22 verzen uit december 1877 aan een jonge dichter. Naar verluidt gericht aan de 16-jarige dichter Alfred Weustenraad (Loker 1860 – Sint-Truiden 1878), die een jaar later in Sint-Truiden stierf.



ONTDEKKING VAN DE DAG

Bruyninx, Jan, edelman

 Maastricht 29.06.1574   26.07.1641   Barbara Seegers  

 Uit een geslacht van grenswachters van de Graven van Loon, in Brustem sinds minstens 1300. Zoon van Koenraad en Barbara Tans. Jonker. Halfheer van Brustem en voogd van Zepperen 1610. Grondbezit in Brustem, Maastricht, Diepenbeek, Bilzen en Vreren, Val, Borgloon en Hasselt. Plaatste gedenksteen voor zijn overgrootvader jonker Bartholomeus (+1500) in kerk Brustem 1617. Zelf begraven in het hoogkoor van de Minderbroederskerk  Sint-Truiden. volgens overeenkomst uit 1641. Wapen: in goud twee dwarsbalken van keel met zilveren vrijkwartier beladen met drie zwarte leeuwen. 

Grafzerk nu in muur kloosterpand Minderbroedersklooster  Sint-Truiden. met identificatie en verwijzing naar het plaatsen van het monument nog tijdens zijn leven uit wantrouwen naar erfgenamen toe. 


Vloerzerk in natuursteen, nu in muur pandgang klooster,  KIK-IRPA


 Lit.: Erik HOUTMAN en Jos MOLEMANS, Cijnsregister van het Bruyninxhof te Brustem (1300). Tekstkritische uitgave en toelichting, in HBBRUSint-Truiden. 1975, p. 239-282. Francis GOOLE, Heraldische merkwaardigheden te Brustem, in HBBRUST. p. 137, 138, 152 en 154; Francis GOOLE en Piet SEVERIJNS, Bruninckx, (Familiekroniek), in HBVL, 17 en 18.06.1989; Jacques BROUWERS, in NBIOW, 13; 1990, kol. 140-142; ID., De heren van Brustem, in Het Oude Land van Loon, 43, 1988, p. 55-92.