Door een blikseminslag was er een dikke boom opengespleten. Aan die boom hing een mooi versierd kapelletje. Ter hoogte van het kapelletje was de boom merkwaardig genoeg ongeschonden. Onder het kapelletje liep de barst verder.
Dat kan zo'n twintig jaar 'leen' zijn, dat was een opspraak in 't dorp. De bliksem was in een dikke boom gevallen en van boven tot onder was hij opengespleten. Het was in de Mei en daar hing een kapelleke aan, en dat was versierd. En op die plaats was er niets aan de boom, maar juist eronder ging de barst voort.
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Gelinden
In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.