Een moeder die zwanger was van haar achtste kind, kreeg altijd bezoek van een oud vrouwtje. Omdat het zevende kind dan altijd begon te huilen, ging de moeder naar de bruine paters in Sint-Truiden. Nadat de moeder een heiligdom onder de dorpel had gelegd, kwam het vrouwtje langs de achterdeur binnen. Toen de vader de achterdeur had gesloten, kon de heks het huis niet meer verlaten vooraleer de deur weer werd geopend. Bij haar vertrek voorspelde de heks dat het kind hoedanook zou sterven. Dat gebeurde ook.
me moeder verwachtte huir 8ste kindche in Gelinde; en het 7ste was altêd ziek; en dô kam altêd een oud vrouwke thös; en as ze dô kam, begon da kind te greine; en me moeder ging no de brön pôters in St.-Truie en di gaven huir nen hêligendom; en ze lei het onder den derpel en de vrouwkon nemie binne; mo ze kam langs achter binne; en me vôder sluit de duir; en ze kon nemie böte tot as me vôder de duir trug oupe dui; dan ging ze böte en ze zei da we mochte doen wa we wilde, da het kendche toch zou sterve; en wa lôter is het gestörve; Bongeritche, heite d’heks.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Gelinden
Sint-Truiden 20.08.1845 – Sint-Truiden 11.02.1914 , ongehuwd