De overgrootvader van de eerste graaf kwam spoken in het kasteel van Boekhout. Om middernacht verscheen er een koets met twee zwarte paarden, die vurige ogen hadden en incarnaties van de duivel waren. In de koets zat het spook van de graaf. Geen enkele pastoor slaagde erin de graaf te verbannen. Het heilig pastoortje, dat enkel een boekje had gestolen op zevenjarige leeftijd, kon de graaf verbannen.
te Boekhout was e kastiel; den ouvergroeutvôder van de leste grôf kam spouke om middernacht kam dô een koets mê 2 zwette peerde mê vuroeuge; da wôre duvels; en in de koech was de grôf; alle priesters trachtten hem te banne mo da ging ni; do was een hêlig pastoeurke köt bê, Knapen, di mo e boekske gestoulen hâ on 7 jôr, en dee kon hem banne.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Gelinden
Sint-Truiden Bevingen 30.03.1886 Sint-Truiden 6.05.1959
Zoon van dagloner Gerard en Marie Gertrude Celis. Neef van pastoor Eduard Hayen.
Broeders Sint-Truiden. Via paters Fulgence en Thomas Renson intrede augustijnen Gent 1903. Priester 1908. Legeraalmoezenier WO I, bij Belgische vluchtelingen in Amersfoort, en in Saffraanberg. Prior De Haan-aan-Zee 1919. Onderpastoor Sint-Stefanus Gent 1921. Definitor Augustijnenprovincie. Bevriend met pastoor Peeters en burgemeester Paul Cartuyvels in Bevingen. Huishoofd in enkele gehuurde sociale woningen.
Oprichter Sint-Augustinusparochie in de tuinwijk Nieuw Sint-Truiden 1928, bouwer noodkerk en kapelaan OLV-kerk. Bouwer lagere jongensschool en kleuterschool 1930 en lagere meisjessschool 1932. Provinciaal 1932-1946 met stichtingen in Bouge, Marchienne-au-Pont en Kontich. Prior en pastoor parochie Nieuw Sint-Truiden 1947 en kerkbouwer 1952-1955. Gouden priesterjubileum 1958 . Begraven in familiegraf in Bevingen.